307 -
maar wel uit de botsing van belangen, en de winner zal voor
de behartiging van de zijne in de eerste plaats zorgen en voor
die van de overwonnen bevolking, in 't bijzonder voor het niet
inheemsch deel daarvan, eerst in de zooveelste plaats.
Gebiedt dus ons eigenbelang, dat we ons krachtdadig tegen
elke poging tot overweldiging verzetten, hooger staat daarboven
onze heilige plicht als staatsburger om ons te verweren tegen
krenkingen van ons recht, tegen inbreuken op onze zelfstandigheid.
Die plicht rust niet alleen op den beroepsmilitair, doch op het
geheele weerbare deel van de natie. De verdediging van ons rijk
is niet een zaak van het leger alleen, maar van het geheele
volk, waartoe ieder onderdaan, zonder onderscheid, naar zijn ver
mogen moet medewerken. Al verkeert Indië in eene eigenaar
dige staatsrechterlijke verhouding vergeleken met het Moederland,
beide vormen deelen van het Nederlandsche Rijk, met ethisch
dezelfde verplichtingen voor de onderdanen, onverschillig of dat
rijk hier of ginds wordt bedreigd. We willen ons niet verder
verdiepen in de vraag, hoever onze inlandsche medeonderdanen in
dien weerplicht deelen, aangezien ik 't hier uitsluitend over de
Europeesche wil hebben. Eerst wanneer 't gevoel van heerscher
en overheerschte zal zijn verdwenen en alle ingezetenen zich één
zullen voelen naar buiten, dus ten opzichte van het Rijksbelang,
eerst dan kan van een algemeenen weerplicht sprake zijn, en
zoover is 't nog niet.
In de Grondwet van 1815, art. 203, stond: „Het dragen der
„wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van den Staat
„en de beveiliging van deszelfs grondgebied blijft, overeenkomstig
„'s lands oude gewoonten, den geest der pacificatie van Gent
„en de grondbeginselen bij de Unie van Utrecht aangenomen, een
„der eerste plichten van alle ingezetenen van het Rijk."
Later is de lezing veranderd, zoodat nu art. 180 zegt, dat de
Nederlanders verplicht zijn mede te werken tot handhaving der
onafhankelijkheid enz., terwijl aan niet Nederlandsche ingezete
nen die plicht ook kan worden opgelegd.
Ons Regeerings-Reglement huldigt eenigszins het oude beginsel,
waar het in art. 113 spreekt van de ingezetenen 1), die verplicht
1) Zie art. 106. Ie de inboorlingen des lands;
2e allen die hier gevestigd zijn op den voet der bepalingen.