349
de en die lieden beter doorvoed werden. Die menschen 2 over
leden aan dysenterie en l aan koorts zagen er veel beter en ge
zonder uit bij hun terugkomst dan vóór den tocht. Ik vermeldde
zulks in mijn verslag over den tocht.
Ik vermeld hier nog het feit, dat ik tijdens mijn tocht in de
Gajo-landen nimmer één zieke in de tandoe moest medevoeren,
behalve éénmaal een man met een verzwering aan den enkel
en de laatste dagen tijdens den terugmarsch een paar lieden
met voetwonden. Alle overige hierboven bedoelde zieken waren
in staat de colonne te volgen.
Waaraan zoude men het anders dan aan de voeding moeten
toeschrijven, dat de majoor van Daalen bij zijn tocht door de
Gajo-landen, in een gunstiger jaargetijde dan waarin ik mijn
tocht ondernam, zoovele zieken kreeg, terwijl de kapitein Co-
lijn op diens tocht verplicht was een ziekentransport naar
Panté Lhong terug te zenden. Toch heeft mijn colonne al
was het succes wegens gebrek aan berichten gering niet stil
gezeten en zware en vermoeiende tochten genoeg gemaakt. Des
niettegenstaande was de colonne bij den terugmarsch nog in
zoo'n slagvaardigen toestand, dat zij het traject Pegasëng
Panté Lhong in 4 dagen aflegde.
De eerlijkheid gebiedt hier te erkennen, dat ik vóór den tocht
zooveel mogelijk alle zwakke elementen had achtergelaten. Toch
blijft die uitkómst merkwaardig en ik herhaal het ik schrijf
die alléén toe aan de goede, krachtige voeding. Steeds ver
strekte ik den troep een dubbel ration vleesch en vooral in
bergland is zulks noodig (Freiherr Conrad von Hutzendorf;
Zum Studium der Taktik). In Onèng, waar wij rijstgebrek
hadden, kreeg de troep zelfs een drievoudig vleeschration.
Ik sta in mijn ongunstig oordeel over de éénmanskookpan-
netjes niet alleen. Het wordt gedeeld door andere officieren
van ervaring en door de minderen zelf.
Men beweert wel eens, dat wij bij onze niet Europeesche
soldaten de verpleegwijze van onzen inlandschen vijand moeten
nabootsen, doch de ervaring leert, dat onze tegenstanders door
hunne voedingswijze physiek zwak zijn en het niet tegen onze
goed doorvoede soldaten kunnen volhouden.