371 xeden kan bestaan om vrijwillig het gevecht te aanvaarden en dat is, dat het standhouden noodig is ter volvoering van de opdracht. Tenzij het terrein een zich loswikkelen uit het gevecht be" -gunstigt, wat alleen op de kaart afgaande niet goed te beoordeelen is, doch mij, gelet op de ondoorwaadbare Pasanggrahan in den rug der stelling, niet waarschijnlijk voorkomt, zal hij, eenmaal het gevecht aanvaard hebbende, in zijn eigen belang moeten trach ten den tegenstand te rekken tot het invallen der duisternis. Deze omstandigheid vooral kan het nemen eener beslissing, om ■den aanval af te wachten of niet, moeilijk maken, wanneer op het oogenblik dat die beslissing vallen moet de detachements commandant meent, dat aan de opdracht voor wat betreft het gedeelte der baan tusschen Pasanggrahan en Tji Poetat nog niet ten volle voldaan is. Nu zal hij hebben uit te maken wat het zwaarste weegt. In ieder geval zal hij daarbij indachtig moe ten zijn, dat, indien hij besluit den aanval af te wachten en het hem niet gelukt den vijand eene gevoelige nederlaag toe te brengen, de volvoering van de rest van zijne opdracht in ernstig gevaar gebracht, zoo niet onmogelijk wordt. Moge nu ook uit vorenstaande beschouwingen blijken, dat ik hier en daar met den heer v. R. van meening verschil, gaarne breng ik nogmaals hulde aan Schrijvers arbeid en voeg daaraan den wensch toe, dat hij nog eens weer tijd en lust moge vinden om eene belangwekkende veldoefening op applicatorische wijze in ons tijdschrift te behandelen. In ons leger, waar het ontwerpen en leiden van oefeningen als de besprokene eerst sinds zoo kort ■een onderwerp van ernstige studie geworden is, verdient elk -streven om in dit opzicht nuttig werkzaam te zijn de meeste waardeering en belangstelling. Zoowel van die waardeering als van die belangstelling heb ik in mijne beschouwingen het bewijs willen geven. G.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 385