374
te doen. Een groot konvooi met proviand was nl. aan het-
voorbijtrekken achter de troepenmachten aan. Den volgenden
dag kampeerde het konvooi aan de Rietrivier. Den 19en viel
de Wet het aan, daar hij wist, dat Roberts slechts beschikte-
over de provisies, die op de muilwagens waren, en dat het hem
ten zeerste bemoeilijken zou als hij dit konvooi verloor. Het
gevecht duurde voort tot het donker werdde Boeren maakten
zich meester van 1600 trekossen en een aantal krijgsgevangenen.
Toen het den volgenden morgen begon te lichten, zagen zij
dat het laager door de troepen was verlaten. De behaalde buit
was 200 zwaar beladen wagens en 12 waterkarren en trollies. De
proviand bestond uit kisten corned beef, klinkers (beschuit), jam,,
melk, sardijntjes, zalm en veel meer dat voor een laager noodig
is. Wagenvrachten rum waren er ook, alsmede in balen ge"
perst paardenvoeder enzaadbaver. 200 zijner manschappen moest,
de Wet als drijvers en leiders met het konvooi laten vertrek
ken. Met de overige 150 en het Maxim-Nordenfelt kanon het
Krupp kanon ging ter verdediging met het buitgemaakte kon
vooi mede—begaf de Wet zich in de richting van Paardebergsdrift..
Den 20en ontmoette hij de 100 man die hij inmiddels tot hulp van
Cronjé gezonden had; van hen vernam hij dat French waarschijn
lijk Kimberley ontzet had, en Cronjé al vechtende voor Roberts-
terugtrok in de richting van Paardeberg.
Hij besloot nu dadelijk in de richting van Paardebergsdrift op te-
rukken en was op het punt dit te doen, toen hij een rapport
van President Steyn ontving, meldende dat hij dien avond bij
Kofflefontein 150 man (Philip Botha) als versterking zou vinden.
Te 12 uur 's nachts deed hij opzadelen en kwam tegen half twee
bij Botha aan. Deze was reeds gewaarschuwd gereed te zijn. Met
zijn 150 man en de 150 van Botha snelde de Wet dadelijk
Cronjé ter hulp.
In den namiddag, ongeveer te half vier uur, bereikte hij een
punt, omtrent 6 mijl ten O. van Paardeberg en zag hij Cronjé's
laager op den rechteroever der Modderrivier, 4 mijl ten N. O.
van den berg.
„Onmiddellijk vóór ons," zegt de Wet, „waren de gebouwen
„en kralen van Stinkfontein, en daar aan de andere zijde der
„rivier stond Paardeberg. Geheel links en rechtsom naar den