TWEE VRAGEN BIJ DE a. s. REORGANISATIE DER BEREDEN ARTILLERIE. Bij de a. s. verwapening en daarmede samenhangende reor ganisatie der bereden artillerie zullen zich een paar vragen voordoen, welke wij aan eene nadere beschouwing wenschen te onderwerpen. 1. Het sectieverband. Onze reglementen zeggen weinig over de S. Cnhier en daar vindt men eene bepaling, waa.rdoor men een algemeen denkbeeld irijgt van de rol, die zij te vervullen hebben. Zij regelen de correctie voor de derivatie 1); zij overtuigen zich van de goede uitvoering van verrichtingen bij de stukken hunner sec tie 2); zij zijn dus belast met het handhaven der vuurdiscipline •en zij geven de commando's van den B. C. aan elkaar door 3). Uit de taak der S. Cn volgt hunne plaats in de batterij stelling, nl. zoodanig, dat zij hunne beide stukken naar be- hooren kunnen overzien en te gelijk de zijdelingsche afwijkingen kunnen waarnemen. "Voor het eerste is het noodig, dat zij .achter het midden hunner sectie zich opstellen, voor het twee de moeten zij gaan staan achter het stuk, waarvan zij het schot willen waarnemen, vooral wanneer de tusschenruimte der stuk ken grooter dan 23 pas is. Het zal wel eenigszins lastig zijn beide verrichtingen naar behooren uit te voeren, terwijl de trefbaarheid van den S. C. vrij wat grooter is dan die van de bedieningen. .Deze vinden bij eene eenigszins gunstige batterij stelling altijd eenige dek king; de S. C. daarentegen staat of loopt bijna altijd ongedekt in de kogelbundels, die nabij en achter de stukken inslaan, en 1) Leidraad schieten voor de bereden artillerie 18. 2) Batterijschool V. A. 65; Batterijschool B. A. 60. 3) Leidraad schieten voor de bereden artillerie blz. 30, noot (1).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 403