428
al Engeland stelde veel vertrouwen in zijn boogschutters en in
Zwitserland kon slechts door dwang de bus ingevoerd worden.
Het meerder gebruik van vuurwapens leidde al spoedig bij de
Zwitsers tot een vermindering der sterkte van de afdeelingen,
welke daalde tot 1000 man. Daardoor verkreeg de voorste linie
grooter uitgebreidheid, maar werd het tevens beter mogelijk twee
liniën te vormen.
Nog meer verbeteringen aan het handvuurwapen volgden: het
lontslot werd in enkele korpsen door het radslot vervangenver
der werd de afgepaste lading in zakjes of busjes medegevoerd-aan
een bandeliereen laadstok aan het geweer aangebracht. De man
was in den regel uitgerust met 12 ladingen en 15 kogels in een zak.
Pogingen om middels meerladers de vuursnelheid op te drijven
mislukten, zoowel die in de richting van meerdere loopen als door
het aanbrengen van een trommel op de wijze der tegenwoordige
revolvers. Kulaslading bleek eveneens onmogelijk. Yan al die ver
beteringen was het resultaat, van ons standpunt bezien, nog vrij
poover. Het laden nam nog heel wat tijd in beslag en men kon
zich bij de benoodigde 42 tempo's, voor een bus, ook nog den tijd
gunnen een eeresaluut aan den tegenstander te brengen door het
afnemen van den hoed. In den slag bij Wittenmergen in 1688 werd
als groote bijzonderheid opgemerkt, dat in de 8 uren, welke de slag
duurde, door elk man 7 maal geschoten was geworden. De
musketten, die in plaats van bussen meer algemeen ingevoerd
werden, konden in 12 tempo's geladen worden, doch het laden op
commando duurde nog zoo lang, dat in den slag bij Nördlingen
(1645) de artillerie reeds 3 salvo's had afgegeven en voor het 4e
geladen stond vóór de musketiers hun eerste schot deden.
Middelerwijl trad in het tactisch gebruik van de infanterie een
kentering in: de vuurwapens begonnen overheerschend te worden;
er kwamen te veel busschutters of musketiers om ze alleen voor
het verspreide gevecht te bezigen, en nu werden de met schiet-
gestel voorziene afdeelingen in min of meer regelmatige, recht
hoekige groepen opgesteld, in den aanvang dieper dan breed en
zooveel gelederen tellende, als de lading noodig maakte om steeds
een gelid gereed te hebben tot vuren. Met de schutters werd
het grootste deel van den strijd uitgevochten; de piekeniers wer
den eerst op het laatste oogenblik ingezet.