441 schot waren de twee voornaamste voorwaarden, welke men aan de nieuwe bewapening stelde. In het veldgebruik bleek de te zwak gebouwde Fransche patroon, in verband met de weinig krijgsdeugdelijke wijze waarop naar gasafsluiting was gestreefd (gasafsluiter met caoutchouc), aanleiding te geven tot herhaalde stoornissen in het laden. De goede uitkomsten in Engeland en Amerika verkregen met gasafsluiting door de patroon zelve deden ook in het overige Europa in die richting naar verbetering zoeken, welke vrij spoedig werd gevonden in de metalen eenheidspatroon. Men breidde dus het denkbeeld van Flaubert uit, die reeds in 1845 geheel metalen patroontjes gebruikte, zij het dan ook voor buksen, dus met zeer geringe lading. De papieren patronen met metalen bodem, in Engeland en Amerika toegepast, liet men verder over aan de bijzondere wapens (meest voor de jacht, waarvoor Lefaucheux reeds m 1882 een gasdichte patroon in dezen geest vervaardigde). De metalen patronen werden hoe langer hoe meer verbeterdde randontsteking ruimde steeds grooter plaats in aan de centrale. Geholpen door de theorie en de ervaring opgedaan bij proe ven met kleinere kalibers, bv. in Zwitserland, meende men te kunnen volstaan met het terugbrengen van de kalibers tot 9 a 11 m.M. en algemeene invoering van een achterlader met gasdichte, metalen eenheidspatroon, waarbij door een zekere metaalbelasting en ladingsquotient, in verband met de trek- helling, gestreefd werd naar gestrekte banen, geringe spreiding en groote schootsverheid. De vuursnelheid nam onder de hand vanzelf toe, doordien bij de nieuw-model-wapens meestal ééne laadbeweging kwam te vervallen (spannen van de naald of den haan) en men nu in drie tempo's tot vuren gereed was, terwijl de betere patroon uiterst zelden tot stoornissen in het laden aanleiding gaf. In de verschillende rijken werden enkelladers ingevoerd, min of meer overeenkomstig bovengenoemde beginselen. Meest ver kregen die wapens een kaliber van 11 m.M.; Engeland en Ame rika namen een kaliber van 11.43 m.M. aan, Italië een van 10.4 m.M. De VJ5 bedroeg omstreeks 400 M.; de vizierindeeling liep minstens tot 1000 M. en hoogstens tot 1800 M. De geweren,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 455