515
dat het door hem gedane voorstel slechts zou dienen om dat recht te for
muleeren; zijnde het integendeel nieuwe rechten, welke men wenscht toe
te kennen, en aangezien deze vermeerdering van uitgaven ten gevolge
zullen hebben, bleef de Kamer bij hare meening, dat de medewerking van
het Opperbestuur onderwerpelijk niet kon worden ontbeerd.
De Gouverneur-Generaal kon zich met deze opvatting der Kamerver
eenigen en achtte Zijne Excellentie ook de overige opmerkingen van het
college van genoeg gewicht om de onderwerpelijke aangelegenheid nog
maals in gezette overweging te nemen, wat naar het inzien van den
Landvoogd te meer noodzakelijk was, omdat niet alle gegevens verstrekt
waren, welke voor eene juiste beoordeeling der zaak als onontbeerlijk
moesten worden beschouwd.
Met name was niet vermeld het bedrag der kosten, welke de chef der
opnemingsbrigade in Atjeh bij em- en debarkement had te voldoen, noch
hoe dikwijls hij de kosten had te dragen m. a. w. in welke mate zijne
inkomsten door de hier bedoelde uitgaven werden getroffen, terwijl hoven-
dien bij den Gouverneur-Generaal nog de vraag gerezen was, of eene
bepaling als door den legerbevelhebber in overweging gegeven nog andere
gevolgen zou kunnen hebben dan speciaal ten aanzien van den brigade
chef in Atjeh, en zoo ja, welke.
De legercommandant werd mitsdien uitgenoodigd om, in verband met
het vorenstaande, deze aangelegenheid in nadere behandeling te nemen
en c. q., met inachtneming van de opmerking der Kamer over het genot
van vrij vervoer met stoomschepen der gouvernements-marine en der
Koninklijke Paketvaartmaatschappij, een geformuleerd voorstel aan het
oordeel der Regeering te onderwerpen.
Wijziging der bepaling, regelende de toekenning van gratificatiën voor
eerste uitrusting bij het leger.
63. In het verslag over 1901 werd melding gemaakt van het door
de Algemeene Rekenkamer aan de regeering uitgebracht advies betref
fende een voorstel van den legercommandant om het militair tarief no. 46c,
Staatsblad 1882 no. 99) in dier voege aan te vullen, dat de in 21 van
dat tarief bedoelde gratificatie voor eerste uitrusting voortaan ook zou
worden uitbetaald aan burgerpersonen, die tot onderopziener bij den artil
lerie-constructiewinkel te Soerabaija worden benoemd en aan militairen
die met de waarneming dier betrekking worden belast en gedurende dien
tijd bij het leger voor memorie" worden gevoerd. Zooals aldaar vermeld,
had de Kamer betoogd dat, wel verre dat er urgentie zou bestaan om het
aantal personen, dat thans de bovenbedoelde gratificatie geniet, over
eenkomstig het voorstel van den legercommandant uit te breiden, er eer
reden bestond om de vraag in overweging te nemen, of met het toeken-