516
nen dier gratificatie niet voorgoed diende te worden gebroken, door bet
betrekkelijk gedeelte van 21 van bet militair tarief no. 64c in te trekken.
Bedoeld advies heeft geleid tot het besluit van 18 October 1902 no. 4
(Staatsblad no. 376), waarbij bepaald is dat in 21 (Afdeeling L) van
het militair tarief no. 46c Staatsblad 1882 no. 99), zooals die paragraaf
laatstelijk is gewijzigd en aangevuld bij Staatsblad 1902 no. 172, de
woorden: „aan burgerlijke personen, die in Indië benoemd worden tot
meersterknecht bij den artillerie-constructiewinkel en aan militairen, die
belast worden met de waarneming van genoemde betrekking en gedurende
dien tijd bij het leger worden gevoerd voor memorie," worden gelezen:
„aan militairen die belast worden met de waarneming van de betrek
king van meesterknecht bij den artillerie-constructiewinkel en gedurende
dien tijd bij het leger worden gevoerd „voor memorie."
Aan het bovenomschreven voorstel van den legercommandant is dus
geen gevolg gegeven, terwijl het advies der Algemeene Rekenkamer slechts
in zoover is gevolgd, dat de gratificatie voor eerste uitrusting is ingetrok
ken voor burgerpersonen, doch gehandhaafd voor militairen, die haar tot
dusver als meesterknecht bij den artillerie-constructiewinkel genoten.
Wijziging der bepalingenregelende de toekenning van gratificatiën aan
Europeesclie en daarmede gelijkgestelde militairen beneden den rang van
officierbij het verlaten van den dienst (Staatsblad 1888 no. 81).
64. Vervolg op 65 van het verslag over 1901. De wijziging van
de bovenbedoelde bepalingen is sedert, in den zin als blijkens evenge
noemd verslag door de Algemeene Rekenkamer aangegeven, tot stand
gekomen bij het Koninklijk besluit van 6 Juni 1902 no. 38 Indisch Staats
blad no. 315.)
Herstel in actieven dienst van twee hoofdofficieren op non-activiteit zonder
dat daartoe noodzakelijkheid bestond.
65. Overeenkomstig een voorstel van den commandant van het leger
werden bij het besluit van 22 April 1901 no. 12 een luitenant-kolonel
der infanterie en een majoor van dat wapen na terugkomst van buiten-
landsch verlof boven de formatie in activiteit hersteld.
Volgens bekomen inlichtingen had tot dat voorstel geleid de overwe
ging, wat den eerstbedoelden hoofdofficier betrof, dat het wenschelijk was
van zijne diensten gebruik te maken om op te treden als voorzitter van
de examencommissiën voor toelating tot den hoofdcursus te Kampen, de
cadettenschool en de Koninklijke militaire academie, en wat den laatste
aangaat dat hij, om tijdig voor den hoogeren rang te kunnen worden
beproefd, belast zou moeten worden met eenige opdrachten, betrekking
hebbende op zijn wapen.