532
dieust der artillerie te Palembang, Benkoelen, Riouw, Medan en Telok
Betong, als bijv. klapperolie, petroleum, terpentijn, lucifers, poetslappen,
enz., werden tot dusver verkregen door aanvulling vau de voorraden in
de artillerie-magazijnen op die plaatsen uit bet oorlogsmagazijn te Batavia.
Bij de Algemeene Rekenkamer de vraag gerezen zijnde of het niet
eenvoudiger en meer in 's lands financieel belang zou zijn dergelijke
artikelen, die schier overal in Indië te verkrijgen zijn, ter plaatse waar
zij benoodigd zijn aan te schaffen, onderwierp zij die vraag aan de over
weging van den legercommandant.
De legerbevelhebber deelde mede dat, met uitzondering van het arti
kel terpentijnolie, zijns inziens de vraag der Kamer bevestigend moet
worden beantwoord en dat dus maatregelen zouden worden getroffen om
de genoemde kleine benoodigdheden, behalve terpentijnolie, waar zij ten
dienste van de artillerie benoodigd zijn, voortaan zooveel mogelijk plaat
selijk te doen aanschaffen.
Ten aanzien van de terpentijnolie was volgens mededeeling van den
legercommandant uit een ingesteld onderzoek gebleken dat de prijs, waar
voor die olie in Indië te verkrijgen is, over het algemeen hooger is dan
hetgeen betaald moet worden wanneer zij direct uit Nederland wordt
ontvangen, zoodat het niet in 's lands financieel belang zou zijn om wat
dit artikel betreft in de tot dusver gevolgde wijze van aanvulling der
voorraden ten behoeve van de artillerie wijziging te brengen.
Onderhandsche aanschaffing van gordijngoed ten behoeve van het leger.
77. Bij verschillende beschikkingen van den intendant der 1ste
militaire afdeeling op Java werd gedurende 1902 machtiging verleend
tot onderhandsche aanschaffing van stukken gordijngoed tegen prijzen,
afwisselende tusschen f 2.15 en f 3.75 per stuk.
Aangezien ter motiveering van den onderhandschen inkoop telkens
werd aangevoerd, dat de spoed waarmede de aanschaffing moest plaats
hebben de voorbereiding eener openbare aanbesteding of inschrijving niet
g doogde, verzocht de Algemeene Rekenkamer den legercommandant haar
mede te deelen of de aanschaffing telkens had gestrekt ter voorziening
in eene plotseling opgekomen behoefte dan wel in eene behoefte van
doorloopenden aard, onder opmerking dat in het laatste geval haars
inziens voor de oplegging van een zekeren voorraad, geëvenredigd aan
de behoefte, waarop te voren kon worden gerekend, het gordijngoed
krachtens eene openbare aanbesteding of inschrijving had kunnen wor
den geleverd.
Tevens stelde zij de vraag, waaraan het moest worden toegeschreven
dat voor deze stof aanmerkelijk uiteenloopende prijzen werden besteed.
De legercommandant deelde mede dat de behoefte aan gordijnen, en in