536
tie, terwijl voorts nog in aanmerking moest worden genomen dat onder
het groot aantal gepensionneerde officieren wel personen te vinden zouden
zÜn! geschikt om, waar dal soms bepaald noodzakelijk mocht wezen,
tegen een redelijk commissieloon met het keuren van militaire kleeding
te worden belast.
Een en ander gaf der Kamer aanleiding om den Gouverneur-Generaal
in overweging te geven:
lo. den legercommandant op te dragen voor den aanmaak in Indië
van de, bij staking van ontbieding uit Nederland, meer benoodigde mi
litaire kleedingstukken de noodige maatregelen te treffen en tot dat einde
zoo mogelijk eene suppletoire overeenkomst te doen sluiten met de aan
nemers te Batavia en Soerabaja voor den aanmaak van sergen kleeding
gedurende de jaren 1903 1905 en met den aannemer te Batavia voor
den aanmaak van andere kleeding, fournituren, enz. gedurende de jaren
1901 1903, indien op den voet van de met hen gesloten contracten
de aanmaak van het meer benoodigde niet van hen kan worden
gevorderd;
2o. de quaestie betreffende de uitbreiding der legerformatie inmiddels
in beraad te houden totdat uit de practijk zal zijn gebleken in welke
mate daaraan behoefte bestaat en of daaraan niet op minder kostbare
wijze zou kunnen worden te gemoet gekomen dan door vermeerdering
van het aantal kapiteins-intendanten.
De Gouverneur-Generaal besliste, zooals in het hooger genoemd schrij
ven van den legerbevelhebber in overweging was gegeven, dat voorshands
in den tot dusver met opzicht tot de vervaardiging van militaire klee
dingstukken gevolgden regel geen verandering zou worden gebracht.
De Landvoogd achtte het evenwel wenschelijk om ten deze nadere
gegevens te doen verzamelen ten einde na eenige jaren te kunnen be
sluiten of algeheele aanmaak in Indië al dan niet voordeeliger zou zijn
dan gedeeltelijke aanmaak in Nederland en in Indië.
Zijne Excellentie stelde er dan ook prijs op dat voortaan jaarlijks de
noodige berekeningen zouden worden gemaakt en wenschte na een 3-tal
jaren daarop gebaseerde, gemotiveerde voorstellen van het legerbestuur
te ontvangen.
Eene eventueel noodzakelijke uitbreiding der legerformatie zou dan
tevens met cijfers moeten worden aangetoond, terwijl de Gouverneur-
Generaal voorts verlangde ook te zien overwogen of onder het groot
aantal gepensionneerde officieren personen te vinden zouden zijn, geschikt
om tegen een redelijk commissieloon met het keuren van militaire klee-
•ding te worden belast, waardoor eene eventueele uitbreiding der leger
formatie wellicht achterwege zou kunnen blijven.