537
In bovenstaanden zin werd den waarnemenden legercommandant eene
opdracht gedaan.
Verstrekking van munitie en smeersels tot onderhoud van wapening ten
behoeve van op kosten van eenige particuliere ondernemingen aangestelde
gewapende politiedienaren.
79. Bij het besluit van 29 Maart 1902 no. 20 werd machtiging
verleend om ten behoeve van de gewapende politiedienaren, die op kosten
van eenige petroleum- en mijnbouwondernemingen in de residentiën Pa-
lembang en Benkoelen waren aangesteld om aan de betrokken plaatse
lijke ambtenaren te worden toegevoegd, uit den voorraad van het depar
tement van oorlog munitie te verstrekken tegen betaling van het kostende
volgens prijslijst, verhoogd met 25 pet. en tevens goedgekeurd dat op
dezen voet reeds eene verstrekking van 5000 patronen had plaats gehad.
Uit de verantwoordingen van de betrokken magazijnen van oorlog
ontwaard hebbende dat ten behoeve van bedoelde politiedienaren ook smeer
sels voor het onderhoud van wapening worden ontvangen en wel mede
tegen betaling van den met 25 pet. verhoogden prijslijstprijs, gaf de
Algemeene Rekenkamer den commandant van het leger in overweging
om, tot wettiging van de laatstbedoelde verstrekkingen, eene aanvulling
van het aangehaalde besluit te provoceeren en daarbij tevens voor te
stellen om dat besluit overigens in dier voege te wijzigen, dat alle vóór
de dagteekening daarvan plaats gehad hebbende verstrekkingen van mu
nitie en smeersels worden goedgekeurd, zijnde het der Kamer nl. gebleken
dat de verstrekkingen zich niet tot de daarin vermelde 5000 patronen
hadden bepaald.
Aan deze voorstellen der Kamer is door den legercommandant gevolg
gegeven en dienovereenkomstig het noodige bepaald bij het Gouverne
mentsbesluit van 12 October 1902 no. 21,
Fer antwoording van degens en gordels voor meesters op alle wapenen.
80. Het bleek der Algemeene Rekenkamer, dat met de degens en
gordels, welke ingevolge het bepaalde bij art. 1 van het Koninklijk
besluit van 13 October 1899 no. 41 (algemeene order voor het leger no.
20 van 1900) in bruikleen worden verstrekt aan meesters op alle wape
nen, bij de betrokken administratiën niet eenvormig werd gehandeld.
Bij verschillende magazijnsadministratiën bleven die voorwerpen in de
verantwoording voortloopen en had dus bij verstrekking en bij weder
inlevering geen afschrijving en inneming plaats. Bij andere geschiedde
zulks wel en werden daarbij bewijsstukken overgelegd als, bij mutatie,
worden opgemaakt met betrekking tot de bruikleengoederen, bedoeld bij.
20 van het militair tarief no. 24.