582 Beter ware het te bepalen:zoodanig, dat zij steeds dezelfde plaats innemen. Het nummeren is overbodig. Een ieder moet weten tot welke groep of halve groep hij behoort. Hoe de marschsnelheid 120 pas per minuut kan bedragen, en bovendien nog een sneller marcheeren wordt mogelijk geacht, is mij als norm altijd onbegrijpelijk. Gewoonlijk wordt bij een flinken marsch door de maréchaussee een gemiddeld tempo van 117 a 118 X m de minuut bereikt en dan is er van pa trouilleering geen sprake. Ad XI. „Marcheert de groep op twee gelederen, dan verspreidt het rechtergelid zich rechts en het linkergelid links van de .enz." De halve groepen staan dus na het verspreiden niet bij en oncler hun eigen commandanten. Wordt dit niet noodig geacht en wil de schrijver steeds een groep (van 20 man) onder den groepscommandant laten, dan vermeen ik te moeten opmerken, dat eene indeeling in halve groe pen overbodig is. Ad XV. Hier blijkt wederom, dat het nummeren tijdroovend en overbodig is. Hoofdstuk II. De afdeeling. Hieruit blijkt, dat de schrijver de oude bena mingen van sectiën en pelotons laat vervallen. Een stap vooruit en een ieder kan er vrede mede hebben, maar dat de indeeling der compagnie verandert is alleen dan goed te keuren, wanneer onze reglementen en voorschriften daarmede gelijken tred houden. De bijvoeging, dat de afd. commandant „zooveel mogelijk in het midden zijner afdeeling" marcheert, kan best achterwege blijven. Want is de afdeeling zelfstandig, dan denkt de afd. commandant er niet aan in het midden der afdeeling te loopen, integendeel zooveel mogelijk vooraan, achter spits of voortroep. Is hij niet zelfstandig, dus bij de compagnie ingedeeld, dan mag hij loopen waar zijne tegenwoordigheid hem het nuttigst voor komt, als hij maar bij zijne afdeeling blijft. Evenzoo de groeps commandanten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 598