591
volgende schoten loopende of vluchtende afgeeft, geeft 't niets
of men reeds een troep gereed heeft. Wanneer de troep uit
rukt en in de stelling van den vijand komt, heeft deze zijn
stelling reeds lang ontruimd en is in de duisternis verdwenen
is de vijand zeer actief, dan opent hij zijn vuur opnieuw aan een
geheel anderen kant van het bivouak.
Waarom verder de bepaling gemaakt is, dat de geweren van
de bivouakkeerende troepen en ook van de wacht niet geladen
mogen zijn eene bepaling, die, naar ik meen, ook in het werkje
van den majoor van der Maaten voorkomt is mij niet recht
duidelijk; zij wordt verre van algemeen opgevolgd.
De bivouakeommandant is voor zulke bepalingen persoonlijk
verantwoordelijk en handelt dus naar zijn eigen overtuiging; mij
komt die bepaling ongerijmd voor, omdat wij een bij uitstek
goed geweer hebben, met een pracht van 'n „pal".
Die bepaling heeft alleen nut, om gedekt te zijn tegen moge
lijke opmerkingen bij voorkomende ongelukken door eigen vuur.
Want 't is waar! al heel spoedig zegt men, dat de vuurdis-
cipline bij den troep te wenschen overlaat.
M. Vuurgevecht.
„Slechts troepen, die nog weinig of niets hebben meegemaakt,
„vuren noodeloos en veel."
Het is dunkt mij billijker hiervoor te lezen: „Slechts com
mandanten (officieren en kader), die in hachelijke oogenblikken
hun verstand verliezen, laten noodeloos en veel vuren."
Zelfkennis is zulk een schoone zaak!
N. Dekking tegen 's vijands vuur.
„Men moet nooit doen wat de vijand wenscht of wil, en deze
wenscht uit den aard der zaak goede, groote doelen."
Mag ik den lezer, gewapend met schrijvers woorden, even
terugvoeren naar de beginselen, neergelegd in K, en de daar ge
schetste doelen op 100, 125 en 150 M. vóór den gampongrand,
alwaar spits, voortroep, hoofdtroep, enz. moeten wachten?
Verder: en worden dienovereenkomstig de houding
en dekking der schutters geregeld."
Neen! duizendmaal neen! Van houding en dekking regelen
mag geen sprake meer zijn. Een ieder moet dat weten, op