626
besloot troepen weg te halen uit een streek waar ons gezag nog zeer onvol
doende gevestigd was, en dit te minder, daar wij op politiek gebied kortelings
een echec geleden hadden, terwijl bovendien op verschillende punten van
Midden-Java onze troepen „het voihandig genoeg hadden" of „onmisbaar"
waren en de generaal dus verplicht was voor alle gebeurlijkheden te zorgen
voor die streken steeds over voldoende reserves te kunnen beschikken.
En nu moge uit het feit, dat op den 9en Oec. uit Magelang een colonne kon
worden afgezonden om de onlusten in het Ledok'sche te bedwingen, de ge
volgtrekking gemaakt worden, zooals de heer Louw doet, dat die troepen in
de Kedoe gemist konden worden, aan den anderen kant wees het uitbreken
dier onlusten op het gevaar om onze troepen t9 veel te versnipperen. Toen
de Koek na het echec van Nahuys de overtuiging bekomen had, dat onmid
dellijk krachtig ingrijpen in de Rembangsche zaken noodzakelijk was,
aarzelde hij ook niet daarvoor aanstonds maatregelen te treffen.
Doch hoe dit ook zij, men moge het met de Kock's beleid in deze eens zijn
of niet, naar mijne meening bestond er voor den heer Louw geen aanleiding
om zulk een, minstens genomen, sterk overdreven voorstelling der zaken te
geven als hij o. a. doet in het begin van het zesde hoofdstuk.
Op blz. 313/314 van zijn werk spreekt de heer Louw met een enkel
woord over het zg. „benteng stelsel"waaraan later door velen de hoofd
rol werd toegekend in het dempen der onlusten. Een helder en duide
lijk betoog van den schrijver, om de juiste waarde dier versterkingen en
hun taak in den Java-oorlog te schetsen, heb ik zeer tot mijn leedwe
zen gemist.
Kaar mijn overtuiging moet ons succes in dien oorlog hoofdzakelijk,
zoo niet geheel, worden toegeschreven aan het onvermoeid optreden der
mobiele colonnes, die, evenals thans sinds eenige jaren te Atjeh geschiedt,
den vijand rusteloos vervolgden. Het optreden van dergelijke colonnes
in een uitgestrekt gebied maakt het noodig hier en daar, volgens een
bepaald plan, vaste punten te bezetten, die voor de mobiele troepen een
soort basis vormen, waaruit zij hunne voorraden kunnen aanvullen, waar
heen zij zieken en gewonden kunnen evacueeren, zelf tijdelijk eenige
rust kunnen genieten enz.de rol, die dergelijke punten te vervullen
hebben, kan uit den aard der zaak niet anders dan een ondergeschikte zijn.
Dat ook generaal van Geen niet verwachtte de onlusten te kunnen
bedwingen door het oprichten van benten us, blijkt wel duidelijk uit den
aanhef zijner nota (zie blz. 312), waar hij zegt:
„De regenmoesson met rassche schreden naderende, waardoor wij ge
deeltelijk belet zullen worden offensief te ageeren, komt het mij, ouder
„verbetering, voor, dat wij ons zullen moeten bepalen tot het bezetten
„der navolgende punten enz."