58 persoon zeer vuil. Wat levenswijze betreft verschilt hij veel met zijn buurman, den Maleier, die een toonbeeld is van luiheid. De Tamiangers vormen om zoo te zeggen een overgangsras van het Atjehsche tot het Maleische; gevoegelijk zou men de Besitan- rivier ongeveer als de grens van het Maleische ras kunnen aannemen. Zij worden bestuurd door radja's, datoe's, panglima's en kedjoeroeans, die echter naar het scheen weinig invloed op de bevolking hebben. Te Soengei-joe, te Bandahara, te Kwala Sim pang en te Silang resideeren radja's; de overigen zijn hoofden van kampongs of gedeelten hiervan. De aanleiding tot de gisting moet gezocht worden in een ver schil van meening tusschen den radja van Soengei-joe en dien van Bandahara, doordien 1. g. vermeende aanspraken had op de belas tinginkomsten van Soengei-joe en daartoe het volk reeds gerui- men tijd onderdrukte en uitzoog. De klachten hiervoor bij het civiel bestuur ingebracht bleven zonder gevolg. In Augustus 1892 maakte een bende Atjehers onder hun hoofd Nja Makam van dezen gistenden toestand gebruik om te beproeven een inval te doen, doch te vergeefs. In Januari van 't volgende jaar ge lukte het beter en zoo zag men nagenoeg de geheele bevolking van Tamiang met de invallers gemeene zaak maken. De radja van Bandahara vluchtte intusschen met zijn gezin en eenige volgelingen over zee naar poeloe Kompeh. Aan leeftocht zou het den vijand niet ontbreken, daar de padi goed stond en rijp om gesneden te worden, terwijl tijd en gele genheid hem ruim gelaten werd om ongezien langs de rivier versterkingen aan te leggen. Begin der vijandelijkheden. Op den avond van den 26en Januari begonnen de eerste vijandelijkheden, door het in brand steken van de huizen van den radja van Bandahara en de andere wo ningen rondom den post Seroewaij, welke behoorden aan de ons trouw gebleven Tamiangers, alsmede de geheele Maleische pa sar (c, zie plaat II.) Onderwijl vielen van uit die branden de huizen veel geweerschoten op de chineesche pasar, op de benteng, het blokhuis, de controleurswoning, de woning van den ontvanger der in- en uitvoerrechten, kortom op geheel Seroewaij.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 74