70 - Beide onderofficieren Modot en Ferdinand (te voren in dit rap port genoemd) verklaren ten stelligste dat, indien het gouverne ment zou kunnen besluiten de gunstige bepalingen, waaronder Amboineesche Christenen worden aangenomen, gevoed en ge kleed, op de Timoreesche Christenen van toepassing te verklaren, zich binnen een paar maanden 2 a 300 zouden engageeren en dat ook voor de toekomst de werving verzekerd zoude zijn. De officier van gezondheid le klasse Dumont, die geruimen tijd als geneesheer te Timor-Koepang was geplaatst, heeft deze verkla ring bevestigd". „Omtrent de Timoreesche militairen wordt door mij nog het volgende aangeteekend het zijn, behoudens enkele uitzonderin gen, oppassende soldaten (op 282 militairen 2 klassianen), zeer gewillig en niet onbevattelijk. Goedverkoopen komt hoogst zel den voor, evenzoo dronkenschap. Zij zijn opgeruimd van aard (bij een marschoefening naar Salatiga, op één dag heen en terug, zongen zij van het begin tot het eind), krachtig van gestel en tegen zware vermoeienissen in bergterrein bestand. Het gemid delde percent aan zieken bedroeg niet meer dan 6%, waarvan het grootste gedeelte lijdende aan vrouwenziekten". „Verder zijn zij bij rechtvaardige behandeling zeer gehecht aan hun officieren en aan het Europeesche kader". „Volgens mijn bescheiden meening zou het daarom zeer te be treuren zijn, indien dit element voor het leger verloren ging". Dit rapport werd ingediend in het begin van 1897. Bij de kort daarop gevolgde inspectie van den afdeelingscom- mandant, generaal Stemfoort, bleek mij dadelijk, dat deze opper- officier niet met mijn voorstellen was ingenomen. Slechts één punt wilde hij in overweging nemen, nl. het voorstel om de Ti- moreezen ook te velde te zenden. Een hunner grieven was nl. dat zij na de Flores-expeditie slechts voor diensten in het gar nizoen werden gebruikt, hetgeen niet met hun inborst strookte. In mijn rapport stond daaromtrent vermeld: „De Timoreezen zijn van nature krijgshaftig. Van jongs af worden zij er aan gewend om de wapenen te hanteeren, hetzij op jacht, hetzij wanneer zij hun vaders volgen bij het uitvech ten der verschillende veeten met naburige stammen, die als het ware steeds op voet van oorlog verkeeren".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1904 | | pagina 86