89 den heuvelwand als eene afdoende beveiliging, maar, om de zekerheid nog zekerder te maken, plaatste hij een kleine wacht een kozakkenpost eigenlijk om het eenige pad te bewaken, dat nog toegankelijk leek. Het toestaan van een tent aan die wacht was eene onvergeeflijke fout. Daarenboven, indien bewaking aan die zijde noodig voorkwam, waarom die dan aan één man toevertrouwd Zou een dubbelpost geene meerdere, ja, afdoende zekerheid gegeven hebben? Nog een andere vraag dringt zich op. Hoe kwam het, dat een gede tacheerde post, zooals deze, niet onder toezicht van uit het kamp stond en van tijd tot tijd werd bezocht? Een bevredigend antwoord zal wel nooit gegeven kunnen worden. Indien hier geen persoonlijk plichtsver zuim in het spel is, moeten de voorschriften welke ruimte laten voor een zoodanige opvatting van beveiliging veroordeeld worden. Alleen door voortdurend toezicht kan staat gemaakt worden op de waakzaamheid der schildwachten. B. Het machinegeweerstelsel Madsen. Met het door den tegenwoordigen Deenschen minister van oorlog, generaal-majoor Madsen, uitgevonden machinegeweer—dat volgens een bericht in de Internationale Bevue iiber die gesammten Armeen und Flotten van October 1901 bij de Deensche, Zweedsche en Noorweegsche legers is ingevoerd schijnt men daar te lande zeer ingenomen. Deze schietautomaat, door den uitvinder terugstootgeweer(rekijlgewaer) genoemd, onderscheidt zich van de h.t.l. beproefde stelsels door zijn uiterst gering gewicht en zijn zeer kleine afmetingen. Het wapen weegt slechts 6 K.G., is niet veel langer dan de cavalerie- karabijn en wordt door één man als een gewoon geweer gehanteerd. De vuursnelheid bij het automatisch vuur bedraagt 750 schoten per minuut; de V0 720 M. Bij vergelijkende schietproeven bleken de uitkomsten met het Madsen-geweer niet achter te staan bij die met op radaffuit gemon teerde Hotchkiss- machinegeweren verkregen. Als een groot voordeel van het Madsen-geweer boven het laatstgenoemde type wordt in het bijzonder de geringe zichtbaarheid op den voorgrond gesteld. In het Deensche leger zijn de Madsen-geweren ingevoerd bij de huzaren- regimenten, in dier voege dat elk eskadron met een geweersectie van 8 geweren en 1 munitiedraagpaard is uitgerust. Het wapen wordt door een ruiter medegevoerd en is aan de linkerachterzijde aan den zadel bevestigd, aan de linker voorzij de van het zadel hangen twee tasschen met 10 16 patroonhouders, terwijl als tegengewicht aan de rechterzadelzijde de mond- zak met de voorgeschreven uitrustingstukken van den ruiter wordt be vestigd. De totaalbelasting van het op deze wijze bepakte paard bedraagt, met inbegrip van zadel, Madsen-geweer en 300 patronen, slechts 411 j2 Iv.G.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 103