212 Terder is er bijna geen bladzij, waarop men niet uitdrukkingen ontmoet, als: „deze redactie werd gekozen, omdat" e d.m. blz. 114 laatste regel „Geen aanduiding beeft plaats van meer of minder belangrijke dienst verrichtingen, omdat het belang van geen enkele a priori is vast te stel- „len" blz. 115 regel 6 „Ter krachtiger beteugeling van de verwijdering naar den vreemde is alzoo strafverzwaring wenschelijk enz". Voor den rechter, die de wet toepassen moet, zal het in de practijk vrijwel onverschillig zijn, waarom sommige Kamerleden voor of tegen de doodstraf gestemd hebben, waarom er een afzonderlijk wetboek van mili tair strafrecht is enz., maar voor hen, die zich met politieke strijdvragen bezighouden, zijn des schrijvers aanteekeningen geheel onvoldoende. De schrijver onthoudt zich over het algemeen van het aangeven van mogelijke geschilpunten, en van een wet, die nog niet practisch toe gepast wordt, is het ook zeer moeilijk reeds van te voren de voetan gels en klemmen aan te wijzen; het spreekt vanzelf dat de bescheiden, waaruit de schrijver geput heeft, mogelijke twistpunten hijna niet aange ven. immers indien de voorsteller van een wet voorzag, dat door eenige uitdrukking of zinswending een geschilpunt kon ontstaan, dan koos hij een andere, waarvan zulks niet te voorzien was. Ook het gebied der strafrechtwetenschap betreedt de schrijver slechts weinig: ik kan echter niet nalaten een van die gevallen te re'.oveerenliet is bekend, dat in onze strafwetten geen keus gedaan is aangaande de waarde van het begrip „opzet" en aan den rechter is overgelaten te beslissen, wanneer een handeling opzettelijk geschiedt. In de doctrine nu zijn in hoofdzaak 3 schakeeringen omtrent het begrip opzet: le eïscht men, dat de dader het veroorzaken van een bepaald gevolg beoogd heeft, of (2e) dat de da der geweten heeft, dat een bepaald gevolg stellig zou intreden, of (3e) men noemt reeds een daad opzettelijk, indien de dader zich een bepaald gevolg van zijn daad als mogelijk voorges:eld heeft. Voorts zijn de straf rechters in 2 kampen verdeeld, lo zij, die bepaald de subjectieve gemoeds toestand van den dader bewezen willen zien, 2o die objectief oordeel voldoende vinden in. a. w. wanneer een normaal denkend mensch in het algemeen bij het plegen van een daad een bepaald gevolg beoogd of als noodwendig of ais mogelijk voorzien heeft, zulk een daad opzettelijk noe men. Om van dit objectieve standpunt een sterksprekend voorbeeld te geven: "Wanneer A door een dolkstoot in 't hart B gedood heeft en overigens alle termen voor een veroordeeling aanwezig zijn, maar A tot zijn verdediging beweert, dat hij de overtuiging had, dat B door een dolkstoot in 't hart niet sterven zou, vinden de strafrechters van die ob jectieve richting een onderzoek naar de waarheid van die bewering on- noodig, omdat een normaal denkend mensch, die een ander een dolk in Jt hart steekt, diens dood of heeft gewild of als noodwendig of als moge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 226