221
Tesidentie Ternate en onderhoorigheden behoorende afdeelingen Noord
en West-Nieuw-Guinea worden ingevolge de Indische Staatsbladen 1903
No. 422 en 1904 No. 181 sedert 1 Juni 1904 tolrechten geheven; ten
aanzien van Zuid-Nieuw-Guinea, dat bij Indisch Staatsblad 1902 No.
6o van die residentie afgescheiden en tot een afzonderlijk gewest ver
heven is, zijn voorstellen in bewerking. Tot opneming van het thans
tolvrije gedeelte van Celebes in het tolgebied is in beginsel besloten.
De uitvoering van deze beslissing wordt in Indië voorbereid. De hef
fing van een hooger uitvoerrecht van Deli-tabak is in overweging en
daarbij is aan het in het Yoorloopig Verslag genoemde bezwaar aandacht
geschonken.
Mededeelingen omtrent maatregelen, die strekken zullen om sommige
deelen der buitenbezittingen meer in de lasten te doen bijdragen, meent
de ondergeteekende zich te moeten voorbehouden totdat hij voorstellen
daaromtrent van de Indische regeering zal hebben ontvangen. Eene
splitsing van de begrooting in twee deelen, waarvan het eene Java en
het andere de buitenbezittingen zou betreffen, is niet wel mogelijk, al
thans zóó dat zij tot het in het Yoorloopig Verslag genoemde doel zou
leiden, daar bezwaarlijk met juistheid is aan te geven hoeveel ten laste
en ten bate van die beide aeelen van Nederlandseh-Indië moet worden
gebracht. Zoo is niet te berekenen hoe groot hun aandeel is in de al-
gemeene kosten van bestuur, in die van leger en vloot, in die van den
post-en telegraafdienst, van het rechtswezen enz. en evenmin is dit na te
gaan ten aanzien van de opbrengst der in-en uitvoerrechten en accijnzen,
daar die rechten dikwijls elders worden voldaan dan in het gewest, waar
voor de ingevoerde voorwerpen bestemd zijn of waar de uitgevoerde pro
ducten vandaan komen.
Nopens de vraag, op welke wijze de inkomsten uit den mijnbouw zullen
zijn te vermeerderen, kunnen vooralsnog geen mededeelingen worden ge
daan, vermits deze aangelegenheid bij den Gouverneur-Generaal in overwe
ging is. Aan een van Rijkswege verrichte, stelselmatige mijnbouwkun-
dige exploratie van geheel Sumatra zouden werd zij behoorlijk en binnen
een niet te lang tijdvak uitgevoerd zulke hooge uitgaven verbonden zijn,
dat daaraan in de tegenwoordige tijdsomstandigheden bezwaarlijk kan wor
den gedacht. Het gaat overigens geenszins aan zulk een ontzaglijk gebied
voor de particuliere nijverheid te sluiten, vermits de tot heden geldende be
ginselen niet alleen staatsexploitatie, maar zeer zeker ook particuliere ex
ploitatie op den voorgrond stellen, en bovendien reeds tal van vergun
ningen tot het doen van mijnbouwkundige opsporingen op Sumatra zijn
verleend. Dat de door particulieren op Sumatra verrichte exploraties,
ibehoudens enkele uitzonderingen, weinig hebben opgeleverd, is wellicht—