237
■de pacificatie van Atjeh opleveren, indien na het vertrek der colonn0
■de Gajo Loeos weder geheel aan zich zelf werden overgelaten en op de
nakoming van de aangegane verplichtingen niet dan uit de verte werd
toegezien. Yandaar de opdracht aan den luitenant-kolonel van Daalen
om de noodige besprekingen te houden over den aanleg van een karren-
weg van de grens van Peusangan naar het meergebied (Laut Tawar) en
ter voorbereiding van eene bestuursvestiging tot het onderhouden van dc
goede betrekkingen met de Gajo- en Alaslanden.
Zooals verder uit de bij deze Memorie gevoegde instructie (bijlade B)
zal blijken, werd de luitenant-kolonel van Daalen daarbij onder nadere
goedkeuring van de Indische regeering gemachtigd, om den terugweg uit
het Alasgebied door de aangrenzende Bataklanden te nemen, ingeval
vijandig gezinden uit de Alaslanden derwaarts mochten uitwijken of
politieke of andere redenen zulks gewenscht mochten doen achten. Van
deze machtiging nu is, blijkens ontvangen telegraphisch bericht, door den
colonne-commandant gebruik gemaakt, omdat ruim 300 Alasgezinnen naar
de Bataklanden waren uitgeweken (welke gezinnen dan ook naar hun land
zijn teruggezonden) en omdat het, in verband met het bestaande voor-
remen om de onderafdeeling Singkel van de residentie Tapanoeli af te
scheiden en bij het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden te voegen,
van belang was kennis op te doen van de Pak-Paklanden en de stemming
der bevolking aldaar. Daartoe moest door het gebied van de Karau
Bataks worden heengetrokken en vervolgens was voor de van Atjeh af
komstige colonne de beste weg naar de kust die door de Toba-landen
over Taroetoeng naar Siboga, welke landstreken alle werden doorgetrokken,
zonder er zich langer op te houden dan voor het uitrusten van den troep
noodzakelijk was. De Javasche Courant heeft omtrent dezen tocht het
volgende gemeld:
Den len Juli werd naar Tandoek Tandoek in het Pak-Pak gebied
•opgerukt (zie vorig verslag), nadat het gewondentransport den 29en
naar Medan was vertrokken.
De hoofdcolonne trok door het westelijk Karo-gebied en ondervond
daar evenmin als in de Pak-Paklanden, waarheen den 6en in twee colonnes
werd opgerukt, eenigen tegenstand.
Hoewel bijna ieder man gewapend rondliep, bleek de bevolking vriend
schappelijk gezind, de voornaamste hoofden meldden zich, er viel geen
schot, levensmiddelen werden tegen contante betaling verkregen. Slechts
■enkele hoeta's in het Karo-gehied bleken verlaten te zijn uit vrees voor
de pokken, die hier in hevige mate woedden.
Nadat den Sen beide colonnes zich te Side Kalang weder vereenigd
hadden, werd den lOen kapitein de Graaf met alle troepen c.a. die op