245 gedane verzoeken terug waren, was Goesti Mohamad Semau met Antoeng^ Kwing en zijn verder gevolg alweder naar boven vertrokken. Goesti Arsad en de overige leden van de pegoestian, die, bij hun Oorspronkelijk voornemen volhardende, zich onvoorwaardelijk onderwierpen, werden, zooals reeds in het Koloniaal Verslag is medegedeeld, aanstonds naar Bandjermasin en van daar naar Batavia opgezonden. Bij gouver nementsbesluit van 1 Augustus jl. no. 4 is hun in het belang der openbare rust en orde, met toepassing van art. 47 van het Regeeringsreglement de hoofdplaats Buitenzorg tot verblijf aangewezen. De hier gegeven uitvoerige uiteenzetting van den loop van zaken zal, naar de ondergeteekende ver trouwt, doen zien, dat er geen grond bestaat voor het verwijt als zou in deze niet met den noodigen tact zijn opgetreden. In hoever de opzending van Goesti Arsad van invloed is geweest op de latere gebeurtenissen, valt moeilijk met zekerheid te zeggen. Dat zij den pretendent sultan tot ver zet moest prikkelen, zooals in het Voorloopig Verslag wordt gezegd, kan echter niet worden toegegeven, daar het den pretendent volkomen bekend was, dat de in uitzicht gestelde gunstige onderwerpingsvoorwaarden slechts van kracht bleven als de geheele pegoestian zich binnen den gestelden termijn onderwierp en dus niet golden voor Goesti Arsad, als deze zich, zooals geschied is, afzonderlijk en na den gestelden termijn onderwierp. Doch hoe dit zij, de opzending was op zich zelf onvermijdelijk, omdat Goesti Arsad, die nog jong is en lichtelijk weder onder den invloed van den pretendent, zijn opvoeder, oom en schoonvader en diens partijgenooten kon geraken, op Borneo het middelpunt zou gebleven zijn van ontevreden elementen in een deel van het oude Bandjermasinsche rijk, en om dezelfde reden moest ook zijn terugkeer naar Borneo onraadzaam worden geacht. Intusschen kwamen in het begin van Februari hij den assistent-resident der Dajaklanden berichten in, volgens welke plannen beraamd werden om ongeregeldheden te plegen in het noordelijk deel dezer afdeeling door Batoer en Toemenggoeng Angis. Ook liep een gerucht, dat de preten dent in genoemde streek lastbrieven (piagems) zou hebben doen ver spreiden, terwijl agitatie en onrust onder de bevolking der Boven-Kapoeas werd geconstateerd. De assistent-resident nam verscheidene maatregelen tot beveiliging dier streek, o. a. door de districts- en onderdistrictshoofden de riviermondingen te doen bewaken. In het laatst van Februari ont ving de resident van den assistent-resident der Dajaklanden het bericht, dat er inderdaad gegronde vrees bestond voor een inval van Batoer c. s., vermoedelijk met het doel om, nu de maatregelen tot beperking van op en afvoer bedoeld in Indisch Staatsblad 1903 no. 218 strenger werden toegepast, levensmiddelen en zout te vermeesteren. De assistent-resident vroeg thans militaire hulp te Tewah en hieraan werd aanstonds vol-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 259