248
het verblijf in die streken onmogelijk te maken en zoodoende ontslagen
te worden van den overlast, die haar daardoor wordt veroorzaakt. Het
verleenen van consenten tot op- en afvoer zou dan echter tot de hoojxe
uitzonderingen moeten gaan behooren, wellicht nog beter geheel gestaakt
moeten worden, omdat, zoolang dit niet geschiedt, de houders van zoo
danige vergunningen er het meeste belang bij hebben, dat de maatregel
zoolang mogelijk bestendigd blijv©, m. a. w., dat de pretendent zich n.et
aan ons overgeve.
Wat Kaden Naoen betreft, die in November 1903 tot districtshoofd werd
benoemd, in de meening, dat daardoor eene spoedige pacificatie der Bo-
ven-Doesoen zou worden verkregen, maar die zich sedert niets om de zaken
bekommerde en zich ook op den gewichtigen dag van 4 Januari 1904 niet
te Poeroek-Tjahoe vertoonde, heeft men ingezien dat hij, met het oog op
zijne verhouding tot do overige leden van het Soerapati-geslacht en van dit
geslacht tot de pegoestian, niet in oprechtheid aan onze zijde staan kan.
He ervaring, vooral van den laatsten tijd, in verband met hetgeen omtrent
deze verhoudingen door Goesti Arsad c. s. werd medegedeeld, heeft toch
de ongegrondheid aan het licht gebracht van de tot dusver voorgestane
meening, dat de Soerapati's niets liever wenschten dan, van de pegoes
tian ontslagen, onder ons bestuur aan de bevestiging van meer geregelde
toestanden mede te werken, wanneer zij maar zeker waren, dat wij hun
aanspraken op de voornaamste leidende plaats en zekere heffingen wil
den erkennen, integendeel, de Soerapati's zouden bij het veidwijnen der
pegoestian zoowel den duurzamen grondslag van hun gezag als vele voor-
deelen missen: zelfs eene verhuizing der pegoestian, die geheel in
het belang van deze laatste zijD zou, is voor de Soerapatis een ernstig
verlies. Terwijl toch de traditioneele eerbied voor de pegoestian alge
meen is, al erkent men hare machteloosheid en hare gebreken, deeleu
de Soerapati's daarin alleen in zooverre en voor zoolang men hen als
hare beschermers en zaakgelastigden beschouwt. Noch bij de bevolking
noch bij de andere hoofden in de Boven-Doesoen, noch bij de daar ten
handel komende vreemdelingen, genieten de Soerapati's als zoodanig sym
pathie of respect, en bij de invoering van een meer geregeld bestuur zou
het niet aan gegronde klachten tegen hen ontbreken. Op grond van deze
overwegingen werd de resident tevens aangeschreven van raden Naoen
ondubbelzinnige medewerking te eischen, ten einde hem te dwingen om
in werkelijkheid onze belangen te dienen of zich openlijk aan onze vijanden
aan te sluiten. Volgens een rapport van den resident van Juni heeft Naoen
eindelijk kleur bekend, door zijn ontslag als districtshoofd aan te vragen.
De opmerking in het Voorloopig Verslag, dat de pegoestian na de op
zending van Goesti Arsad c s. (begin Januari 1904) weder groote activiteit