303
het veroorzaken der schade kunnen hebben geleid, wel m aan
merking genomen. Niet alleen het aanwezig zijn van de schade
is het criterium dat mag leiden tot het opleggen van vergoeding,
neen, er moet ook onrechtmatig gehandeld zijn, of wel nalatig
heid zijn aan te wijzen. Eerst dan mag de landsdienaar geldelijk
aansprakelijk worden gesteld.
Tusschen het van landswege te voeren proces tegen den comp
tabelen en den niet-comptabelen landsdienaar bestaat daardooi
om zoo te zeggen een hemelsbreed verschilOfschoon de wet
gever heeft getracht om - blijkens de hiervoren in het kort
geschetste voorschriften - te zorgen, dat van de zijde der Alge-
meene Rekenkamer voldoende waarborgen aanwezig zijn voor een
behoorlijk en onpartijdig onderzoek van de rekeningen der comp
tabelen, voor het vaststellen der aansprakelijkheid van deze lands
dienaren blijven andere beginselen gelden dan voor de niet-comp-
tabelen, welke in dit opzicht in een oneindig gunstiger toestand
verkeeren. Wel is waar heeft de Regeering getoond er niet tegen
op te zien, om daar waar Haar de zedelijke overtuiging kan wor
den gegeven dat de comptabele van schuld was vrij te pleiten»
eene eenmaal door de Rekenkamer opgelegde vergoeding kwijt te
schelden en de daarvoor reeds ingehouden gelden te restitueeren,
maar men voelt het, de zaak krijgt daardoor een geheel ander
aanzien, want nu wordt iets als gunst gegeven, waarop de lands
dienaar door nauwgezette plichtsbetrachting en buitengewone
inspanning eigenlijk het volste recht zou hebben kunnen doen
gelden. En practisch komt de zaak ook niet geheel op hetzelfde
neer, daar gedurende den tijd, vóór de beslissing omtrent de
kwijtschelding, het vergoedingsbesluit der Algemeene Reken
kamer wordt ten uitvoer gelegd en de comptabelehoe zwaar
hem zulks heeft moeten vallen een gedeelte van zijn inkomsten
of vermogen heeft moeten derven.
De vraag dus, in welke qualiteit iemand behoort te worden
aangesproken, als comptabele dan wel niet als zoodanig, is vooi
den betrokkene van zeer veel belang te achten, en deze quaestie
op te lossen met betrekking tot het beheer van vivres en fouiages,
dat door zoovele kwartiermeesters en ook door menig adminis
trateur van een garnizoen wordt gevoerd, is het doel van dit
opstel.
Dl. I, 1905. 22