339
„grondbevinding der klachten het arrest op te heffen en de straf
„of de strafreden te wijzigen of haar van het strafregister te
„doen schrappen.
„Wanneer de gedane klacht dermate ongegrond en lichtvaar
dig is, dat zij aan verregaande oneerbiedigheid moet worden
„toegeschreven, straffen zij den klager deswege volgens de wet."
Bij gegrondbevinding wordt derhalve de strafreden gewijzigd
en zooals vanzelf spreekt in voor den reclamant gunstigen zin,
terwijl bij ongegrondbevinding uitsluitend de bevoegdheid is ver
leend om den reclamant te straffen onder de voorwaarde als in
de 2e alinea van art. 3 gevorderd. Yan verzwaring der straf
reden kan derhalve geen sprake zijn, waar feitelijk zelfs wijzi
ging niet eens toegelaten is.
Komt het derhalve der beslissende autoriteit voor, dat van een
meer of minder ernstig vergrijp in de omschrijvende reden geen
melding is gemaakt of het gepleegde feit te licht is omschreven,
dan heeft zij zich eenvoudig daarbij neer te leggen, behoudens
de bevoegdheid van den chef om den strafoplegger op dit ver
zuim opmerkzaam te maken of (en dit kan ook de krijgsraad
doen) den klager te straffen wegens het inbrengen van eene
ongegronde en lichtvaardige reclame.
In dit verband vermeen ik in herinnering te moeten brengen,
dat wanneer een reclamant reeds door den chef is gestraft we
gens verregaande oneerbiedigheid, de krijgsraad zich ter zake van
verder strafopleggen heeft te onthouden, hoewel de krijgsraad
in zijne dispositie wel die oneerbiedigheid behoort te beoor-
deelen 1). Deze beslissing, in hoofdzaak berustende op den rechts
regel Non bis in idem, werd eenige jaren geleden onder het op
schrift „Eene overwinning" besproken door Mr. C. A. Bergsma
in het door hem geredigeerde tijdschrift Het Militair Recht in
Nederlandsch Indië, 2e jaargang hlz. 115.
Is het dus niet geoorloofd een strafreden te verzwaren, daaruit
volgt tevens, dat als tegelijk met de schrapping van een straf-
mutatie, met behoud van de opgelegde straf, de omschrijvende
reden is gewijzigd in dier voege, dat daarmede een nieuw feit
1) Zie het Recht in Kederl.-Indië 76e deel blz. 125.