373 de wijze waarop te velde of op expeditie de controle moet worden geregeld over het vivres-beheer. Het vorenstaande moge voldoende wezen om eene richting aan te geven, die wij aan bevelen en waardiger achten dan de tot nog toe gevolgde methode. In het bijzonder zij hierbij nadruk gelegd op het beginsel, om die controle in de eerste plaats op te dragen aan den chef der intendan ce op het oorlogsterrein. Deze moet waken tegen wanbeheer en is ook de eenige die dit kan, die de omstandigheden behoorlijk kan beoordeelen, waarin de verschillende verplegingsofficieren ver- keeren, en tijdig de maatregelen gelasten, welke verwarring kunnen voorkomendie in ieder geval kan zorgen, dat het land niet voor feiten wordt gesteld, als bedoeld in de hierboven aan gehaalde 89 van het verslag der Algemeene Rekenkamer over 1901, d.w.z. afschrijving van zulke belangrijke hoeveelheden ma terieel, al is de betrokken beheerder voor dat verlies ook niet aansprakelijk te stellen. Maar daartoe moet hij in de gelegen heid worden gesteld door inzage te verkrijgen van de door de verplegingsofficieren ingediende bescheiden. Hij behoort te zor gen, dat met die indiening niet wordt getalmd, dat de overge legde bewijzen aan duidelijkheid niet te wenschen overlaten, en kan—wanneer hij aan de waarheid der daarin vermelde feiten twijfelt door eigen onderzoek zich daarvan overtuigen, en dit op een oogenblik, dat een zoodanig onderzoek nog kans van sla gen heeft. Noch de chef van het Bureau Verificatie, noch de Algemeene Rekenkamer zijn daartoe in staat. Wanneer deze een fout ontdekken, is de kans zeer groot, dat de dientengevolge veroorzaakte schade reeds groote afmetingen heeft aangenomen. Overigens zij hier aangeteekend, dat eene bespreking van de con trole van het vivres-beheer te velde eigenlijk niet het doel is, dat met het schrijven van dit stuk werd beoogd. Dit is slechts geweest de beantwoording van de vraag, of de kwartiermees ter voor zijn beheer van vivres en fourages is aan te merken als comptabel aan de Algemeene Rekenkamer. Zooals uit ons betoog kan worden afgeleid, meenen wij deze vraag in ontkennen- den zin te moeten beantwoorden. M. C. Boon. Kapitein-intendant.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 389