376 tijgangers late men voorstellen door eene afdeeliiig, die een witten band heeft om den arm, geen zon op den hoed, geen bajonet op het geweer, en die geen leergoed draagt, tenzij met uitzondering van één tasch en enkele kapmessen. (De inland- sche soldaten dragen hierbij de kwartiermuts.) Aldus uitgerust, doet het optreden onzer soldaten na veel oefe ning eenigszins denken aan handelingen uit den kleinen oorlog. Het ware wenschelijk, dat meer manschappen (officieren) kon den zwemmen, maar hun dit in dienst bij te brengen, als ze het als kind niet geleerd hebben, vereischt te veel tijd en oefening, terwijl ook vele garnizoenen geen geschikte gelegenheid hiertoe aanbieden. Echter is het noodzakelijk, om alle soldaten van de vrees voor het water te bevrijden. Rivieren moeten zij leeren door waden, zelfs die met snellen stroom en welker overgang gevaar oplevert. Men neme dan zoodanig zijne maatregelen, dat het ge vaar slechts in de oogen der manschappen blijft bestaan maar in werkelijkheid is opgeheven. Allereerst overtuigt de commandant zich, of doorwaden dooi den troep mogelijk is en gaat daartoe zelf te water met twee fuseliers, die ook kunnen zwemmen en hun wapens en leergoed hebben afgelegd. Men steunt elkaar met de handen op de schou ders. Blijkt het water te diep, dan geeft de commandant het sein „los", waarop zij, zwemmende, een der oevers bereiken. Blijkt de plaats doorwaadbaar, dan wordt touw overgebracht en op beide oevers stevig bevestigd. Aan het touw gaat boven dien in het water staan een rij van ongewapende (halfgekleede) soldaten die kunnen zwemmen. Indien men verzuimd heeft de touwen -mede te nemen, gebruike men lichte bamboe's. Officieren en gegradueerden regelen thans aan de eene zijde het te water gaan en aan de andere het beklimmen van den oever, hetgeen alles zeer ordelijk moet geschieden. De manschappen steken de bajonet in den gordel, of hangen haar omgekeerd aan het geweer, hangen het geweer zelf aan den riem om den hals en gaan, bovenstrooms van het touw, vier aan vier te water, de armen gestrekt, met de handen elkaar op den schouder stevig vastpakkend bij de jas, de sterkste aan den stroom kant, de andere vleugelman het touw grijpend. Zij werken zich nu met hun vieren, gelijk opdoor den stroom, elkaar steunend.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 392