377 De viertallen moeten, onderling, flinken afstand hebben, zoo dat, wanneer bij een daarvan de fuseliers van de been raken, dit geen verwarring brengt bij een ander en zij door het touw en de daaraan staande manschappen kunnen worden tegenge houden en opgeholpen. Aan manschappen die hier kans toe zien vergunne men bo- venstrooms de rivier over te zwemmen. Aldus levert een overgang weinig gevaar op. Toch is het ver makelijk om te zien, met welke groote angstoogen vele Europee- sche soldaten naar het snelstroomde water staren. Dit is ver keerd: zij moeten naar den anderen oever zien, liefst naar de makkers die reeds den overkant bereikt hebbenen hen uitlachen. Na elke ernstige hindernis, rivierovergang, zware helling en d.g. late men eerst verder marcheeren, als de laatste man is opgesloten, zoo noodig, op adem is gekomen. In dien tijd ver- eenige men het kader, vraagt hun naar de hemelstreken en op de kaart aan te geven waar zij zich bevinden. Men geve de hemelstreken ook den manschappen aan en deele hun mede op welke wijze zij zich kunnen oriënteeren. Het zou jammer zijn, als de jachtcommando's werden opge heven. Aan tijgerjacht is zooveel oefening verbonden, dat zelfs na een heel jaar nog geen ervaren jagers kunnen zijn gevormd, en dus, tot heden, het resultaat niet groot kan zijn. Men heeft trouwens de commando's soms minder gelukkig samengesteld uit leiders en manschappen, die onvoldoende kennis van land en volk bezaten, terwijl men den leiders ook geen geld gaf om zich inlichtingen te verschaffen 1). Dit laatste was ook op het oorlogsterrein dikwijls oorzaak, dat de colonnes (patrouilles) geen succes hadden in streken, waar geen boeten konden worden op gelegd, omdat de bevolking was gevlucht. 1) Aangezien de ingevolge Gouv. Besl. van 1 Juni 1303 No. 4 genomen maatregel, om bij wijze van proef, ter bestrijding van de tijgerplaag, militaire jachtcommando's ter beschikking van enkele Hoofden van Gewestelijk Bestuur te stellen, niet aan de verwach ting heeft beantwoord en het economisch nut dier commando's niet geëvenredigd werd bevonden aan de daaraan verbonden uitgaven, werd bij Gouv. Besluit van 8 Dec. 1904 No. 29 het eerstgenoemde Besluit buiten werking gesteld. Al zijn hiermede de officieele „jachtcommando's" opgeheven, geenszins behoeft daarom van oefeningen in dezen geest te worden afgezien. Voor zoover ons bekend, staat den korpscommandant geen bepaling in den weg om dergelijke oefeningen te doen houden. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 393