433 gens daalt het pad zeer steil; van Poeranga tot Djamboeloe is het terrein vrij vlak, daarna komen weer zeer steile hellingen tot aan Kadiëng; vervolgens is het terrein tot Segeri nagenoeg vlak» Op enkele gedeelten is de weg slechts bruikbaar voor infan terie. De totale afstand is 38 paal. 6. De kust. De kust is zeer laag en loopt met bijna onmerkbaie helling in zee af, zoodat bij eb eene breede strook van 1 K.M. droog valt. Baaien worden niet aangetrolïen. De reede van Badjoé ligt geheel open voor den oostenwind. Schepen van 10 of meer voet diepgang moeten 2 mijlen uit de kust blijven. Kleine inlandsche schepen kunnen bij hoog water tot 100 M. het strand naderen. In den oostmoesson staat op deze reede meermalen eene hevige branding. Ook de reede van Palima is niet gunstig voor de scheepvaait,. de booten moeten ver uit den wal blijven en kunnen de mon dingen der Tjinrana niet binnenvaren. Vóór de mondingen van de Tjinrana ligt eene uitgestrekte modderbank, die bij laag wa ter grootendeels droog valt en zelfs bij hoog water door een klein stoomschip van geringen diepgang niet te passeeren zou zijn, ware het niet, dat zich vóór de voornaamste mondingen der Tjinrana geulen bevinden, die, bij voldoende breedte, eene afwis selende diepte hebben van 2, 3, 4 en 5 vademen en alleen moei lijkheden opleveren door de vele aanwezige kronkelingen. (Ge durende de expeditie van 1860 is het stoomschip „Admiraal van Kinsbergen" de Tjinrana tot aan Pampanoewa opgestoomd.) Beide reeden, zoowel die van Badjoé als die van Palima, zijn in den oostmoesson vooral gevaarlijk als de „Beroeboe een krachtige oostenwind, doorstaat. Sampans en kleinere vaartui gen slaan dan om. De „Beroeboe" komt gewoonlijk plotseling opzetten, doch zelden gedurende den nacht, zoodat in den oost moesson gewoonlijk het verkeer van kleine vaaituigen gedurende den nacht plaats heeft. Meestal is de zee tot des morgens 9 uur kalm. Daarna begint de deining en de branding. In de Golf van Boni heeft men tweemaal eb en vloed gedurende één etmaal, terwijl men in Straat Makassar slechts één getij heeft.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 449