us
"hunne eigen schrijfwijze. Zoo treft men in officieele geschriften
aan: Boni en Boné, Barabatoewe en Bara-batoé, Mandalle,
Mandallee, Mandelleh en Mandallé, enz. De schrijfwijze en uit
spraak van enkele eigennamen heeft echter door langdurig ge
bruik in officieele stukken eene gouvernementeele sanctie ver
kregen, zooals Boni in plaats van Boné, enz.
De litteratuur der Boegineezen is nogal uitgebreid en rijk in ver
scheidenheidgedichten, heldenzangen, geschiedenissen, wetten
en allerlei voorschriften. Alleen het La Galigo-gedicht bestaat uit
meer dan twintig deelen. Al deze geschriften munten uit door
scherpzinnigheid, smaak en schoone keuze van woorden. Hunne
gedichten behoeven niet onder te doen voor die van iedere be
schaafde natie, terwijl hunne handelswetten en geschriften over
rechtspleging getuigen van scherpzinnigheid en goede beginselen
•omtrent rechtsgeleerdheid.
II. Strijdkrachten en bewapening.
Boni is een van de weinige staatjes in onzen Archipel, die
reeds in vredestijd over eene kleine gewapende macht beschik
ken. Men heeft er namelijk de zoogenaamde djoiua's. Dit zijn
■contingenten uit de verschillende landschappen, districten of
kampongs te zamen gebracht, welke dienen om de persoon en
de eigendommen van den vorst te beschermen, diens bevelen
te doen eerbiedigen, enz. Deze djowa's vormen dus eigenlijk
meer een soort politie. Zij ontleenen hun naam aan het aantal
strijders door een of meer landschappen of districten geleverd,
bv. djowa-siratoeé (100 volgelingen), djowa-pattampoeloeé (40
volgelingen). Aan het hoofd dezer djowa's staat in vredestijd
•de Pangoeloe-lompona-djowaé, op wien de verplichting rust, den
vorst steeds met al zijne volgelingen of een gedeelte daarvan
gewapend op al zijne wegen te volgen en te bewaken. Bij groote
vergaderingen, feesten of volksbijeenkomsten in de vorstelijke
woning of in de nabijheid daarvan, moet hij voor die woning-
de wacht houden en de orde bewaren.
Bij zijne aanstelling ontvangt de Pangoeloe-lompana-djowaé
in tegenwoordigheid van de geheele Hadat, uit handen van den
vorst, als teeken zijner waardigheid, eene klewang, waarmede
hij tandakkende den eed van trouw aan den vorst aflegt.