450 glad, en onder een huis nabij de mesigit ter hoofdplaats 2 ijzeren kanonnen van 9 c.M. lang. Al deze vuurmonden lagen op den grond, zijn verwaarloosd en hebben geen affuitage. Omtrent de versterkingen die de Bonieren gewoon zijn aan te leggen valt nog het volgende mede te deelen. Zij hebben meestal de gedaante van eene onregelmatige vierkante redoute, bij uit zondering met twee of meer bastions. Ze zijn slechts aan drie zijden gesloten en in den regel te groot om door eene inlandsche bezetting met succes te kunnen worden verdedigd, of zoo klein, dat ze op den aanvaller geen indruk maken, noch hem van het doel dat hij zich voorstelt terughouden, ja zelfs maar een gering of geen oponthoud in zijne marschen veroorzaken. De versterking die tot het verdedigen van Watamponé was aangelegd en op den 6en December 1859 na een kortstondig gevecht door onze troepen genomen is had eene vuurlijn van ruim 800 M. Zij was aan de westzijde geheel open en was langs de noord- zoowel als langs de zuidzijde gemakkelijk te om trekken. De borstweringen der versterkingen in de nabijheid van het strand waren veelal uit klipsteenen en klei, meer in het binnen land van aarde opgezet, en, om de taluds zoo steil mogelijk te maken, gewoonlijk met sasaks bekleed. Ook bestonden de borst weringen wel uit twee rijen palmstammen, waarvan de tusschen- ruimte met aarde en steenen was aangevuld. Zelden vuurde de vijand overbank, meestal door scbietkokers, bestaande uit uitgeholde pinangboomen of uit zware bamboe's. Tot verzekering van de stormvrijheid werd veel gebruik ge maakt van een „sarapping," zijnde een pagger van bamboe-doeri. Die hindernis bestond uit twee rijen stevig in den grond geslagen bamboe's, waartusschen bamboe-doeri was aangebracht. Verder bezigden de Bonieren wolfskuilen en randjoe's van bamboe of andere harde houtsoorten. Het gebruik van grachten is niet in- heemsch, doch dit schijnt men van ons te hebben afgekeken althans Watamponé was gedurende de laatste expeditie door grachten van verschillend profiel omgeven. Als voorbeeld van eene zeer sterke stelling noemen wij die van Paseempa, waartegen de Engelschen in 1814 gevoelig het hoofd stieten. De hierbijgevoegde schets geeft de stelling weer,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 466