455 De infanterie wordt veelal in afzonderlijke troepen bij wijze van colonnes opgesteld. Men plaatst de van geweren voorziene manschappen vooraan en daarachter degenen die met lansen of andere wapenen uitgerust zijn. Het aantal gelederen is ongelijk; zij sluiten zich veelal zoo dicht mogelijk op elkander, en stellen zich daardoor aan verschrikkelijke verliezen bloot. De ruiterij wordt meestal met een zeer klein gedeelte der infanterie als reserve gebezigd. Zij is uitsluitend bestemd tot het doen van onstuimige aanvallen op onze troepen. De ovei- macht waarmede zij ondernomen werden en het verrassend ka rakter, alsmede de juiste keuze van de ri chting (flankaanval) en van het oogenblik dier aanvallen waren oorzaak, dat zij soms niet zonder succes tegenover onze infanterie plaats hadden. De omstandigheid, dat bij de vroegere expeditiën onze infanterie nog bewapend was met geweren welke geen groote vuursnelheiü toelieten en waarvan het ballistisch vermogen nog zeer laag stond, is daaraan natuurlijk ook niet vreemd geweest. Wij zullen thans eenige voorbeelden aanhalen van het gebiuik dat de vijand van zijne ruiterbenden heeft gemaakt, waaruit dan tevens de waarde dier benden kan blijken. a. Toen den 14en Augustus 1824 bij den aanval op Soepa onze troepen de vijandelijke borstweringen bereikt hadden en in een he vig gevecht waren gewikkeld, viel de ruiterij hen verrassend m de flank, waardoor groote wanorde ontstond en de onzen in de vlucht hun heil zochten. De ruiterij drong zelfs door tot aan onze bat terij ten W. van Soepa en werd daar door kartetsvuur tot staan gebracht. Door de inmiddels verzamelde troepen werd de vijan delijke ruiterij toen teruggedreven. b. Den 15en Maart 1824 werd bij Mangara Bombang de vijand op de vlucht gedreven. Na echter belangrijke versterkingen te te hebben ontvangen, ging hij tot het offensief over en viel de talrijke Bonische ruiterij onversaagd onze troepen aan. Zij drong door onze tirailleurlinie heen en attaqueerde onze meer achter waarts in colonnes opgestelde troepen. Evenwel werd zij door de reserve onder kapitein Sollewijn en door 50 huzaren, die over pas bewerkte sawahs moesten aanvallen, teruggedreven. c. Toen den 12en Februari 1859 onze troepen bij Badjowé ge land waren, deed een ruiterbende van 100 paarden een aan- 33 Dl. I, 1905.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 471