489
Haaks. Daarbij zal gevaren worden aan de oppervlakte gedu
rende 12 achtereenvolgende uren, met een gemiddelde vaart van
minstens 8 mijl en met gebruikmaking van den gasolinemotor.
Verder zal er gevaren worden in de zoogenaamde „awash con
dition" (d. i. gereed om te duiken, behoudens het vullen van de
hoofdballastwaterkamer), weder gedurende 12 achtereenvolgende
uren, met een gemiddelde vaart van minstens 7 mijl. De vaart-
proef onder water zal 3 achtereenvolgende uren duren; daarbij
moet de boot gedurende het eerste uur worden gehouden op
een gemiddelde diepte van bijna 7 M. en gedurende de beide
volgende uren op een gemiddelde diepte van 3 M. Gedurende
deze proef mag de boot tweemalen, telkens met een uur tus-
schenpoos, gedurende 5 minuten boven water komen.
Om de bruikbaarheid in dienst te bewijzen, dient de volgende
proef, te nemen bij eenigszins onstuimig weder, t.w. bij zoodanigen
toestand van wind en zee, dat een gewone torpedoboot van
het type Ardjoeno nog veilig in en buiten de zeegaten kan varen
en hare torpedo's kan lanceeren. De boot moet dan in „awash
condition" een afstand van 10 mijl afleggen, met een gemiddelde
vaart van minstens 7 mijl, terwijl moet blijken dat onder die
omstandigheden behoorlijk koers kan worden gestuurd. Onmid
dellijk na afloop moet dan een tocht onder water worden ge
maakt over een afstand van minstens 2 mijlen en met een 7
mijls vaart, in de richting van een schijf, aangegeven door boeien
die 45 M. uit elkander liggen. Op het einde van dezen tocht
zal door de boot, die daarbij 3 M. onder water moet liggen,
een torpedo werden gelanceerd, die de schijf moet treffen; daarbij
mag de schijf tot op hoogstens 200 M. worden genaderd. Om
zich nader te oriënteeren, mag de boot onder het afleggen van
de laatste 2 mijlen eenmaal, gedurende niet meer dan één minuut,
aan de oppervlakte van het water komen.
Mocht de door „de Schelde" gebouwde onderzeesche boot aan
alle eischen voldoen, dan zal zij worden bestemd om vijandelijke
schepen buitengaats, en bij voorkeur overdag, op te zoeken en
aan te vallen. Van het varen onder water in onze zeegaten,
waar veel stroom staat en banken het navigeeren bemoeilijken,
kan weinig worden verwacht. De boot kan echter in de zeega
ten aan de oppervlakte of in gedeeltelijk ondergedompelden toe-