578
de opgelegde straf ooit mogen verzwaren. Wanneer dit evenwel
op indirecte wijze geschiedt, schijnt hij er geen bezwaar tegen
te hebben, ten minste te oordeelen naar het slot van zijn opstel,
dat ik hier letterlijk laat volgen.
„Moet eindelijk uit eene verlichting der omschrijvende re-
„den of eene schrapping van een gedeelte daarvan logisch vol"
„gen eene verlichting der straf? Geenszins, indien het den
„chef of den krijgsraad voorkomt, dat de straf nog in juiste
„verhouding staat tot de graviteit der krijgstuchtelijke overtre
dingen. Alleszins juist acht ik dan ook een in dezen zin door
„het Hoog Militair Gerechtshof genomen beslissing."
We kunnen niet anders zeggen, dan dat de „bewijskracht" van
het bovenstaande te wenschen overlaat. Wil iemand die het
nog niet tot den rang van wereldspecialiteit gebracht heeft zijne
inzichten tot algemeen goed maken, dan is het in de allereerste
plaats noodzakelijk, dat hij de gronden aanvoert, waarop zij be
rusten en kan hij niet met een paar apodictische uitspraken
volstaan. Te minder, wanneer het een zaak geldt, waaromtrent
verschil van gevoelen bestaat.
Stel iemand is wegens het niet naar eisch uitvoeren van een
ontvangen opdracht en het voorliegen van zijn korpscommandant
gestraft met acht dagen politiekamer. De strafoplegger heeft, als
hij ten minste zijn plicht naar behooren heeft vervuld, bij het
opleggen dier straf alles in aanmerking genomende geaardheid
van den persoon, zijn doorloopend gedrag, de ernst van de feiten,
enz. Had de man nu het tweede feit niet gepleegd, dan zou hij
er met minder, stel met vier dagen politiekamer afgekomen zijn.
Hij gevoelt zich echter onschuldig, reclameert, en wordt in zoo
ver in het gelijk gesteld, dat het voorliegen van den korpscom
mandant uit de strafreden geschrapt wordt. De chef van den
strafoplegger heeft, laat ons aannemen, denzelfden morgen een
minder prettigen brief uit Batavia ontvangenen iedereen weet
van welken invloed zulks is op de zwaarte van de straffen die
dien dag worden opgelegd. Zoo gaat het overalmogen we Mr.
Troelstra gelooven, dan wordt zelfs bij de nooit volprezen Neder-
landsche rechtbanken de zwaarte der straf voor een goed deel be-
heerscht door het humeur van de rechters. Een luimige advocaat,
die de heeren in eene goede stemming weet te brengen, is dan