574 ook goud waarddat helpt veel meer dan een goed betoog. Maar om op het onderwerp terug te keeren: de chef van den straf- oplegger acht de reclame gedeeltelijk gegrond, schrapt het liegen uit de strafreden, maar is voor zich zelf van oordeel, dat de man er desniettemin met acht dagen politiekamer nog genadig afkomt. Hij handhaaft daarom de straf. Zeker: zoo gaat het dikwijls. Maar nu wordt de straf van vier dagen, die in eerste, instantie zijn opgelegd, indirect tot acht dagen verzwaard, 't Is feitelijk evengoed alsof de chef aan den strafoplegger verwijt dat hij te- licht gestraft heeft, iets wat de kapitein Munter erkent, dat hem hoegenaamd niet aangaat. Wordt dus een bepaald straf baar feit uit de strafreden geschrapt, dan moet men bij hand having van het beginsel, dat de reclame-rechter de straf nooit verzwaren mag, de opgelegde straf evenredig verlichten. Op dezen regel bestaat echter één uitzondering, namelijk, wan neer de allerzwaarste straf is opgelegd, want dan is het zeer goed mogelijk, dat een der in de strafreden genoemde feiten dooi den strafoplegger zoo zwaar is geacht, dat hij reeds op grond daarvan tot dezelfde straf zou hebben besloten. De vermelding: der overige feiten in de strafreden geschiedt in zoodanig geval enkel volledigheidshalve; zij kunnen tot geene zwaardere straf hebben geleid dan tot het maximum, dat reeds om eene andere reden is opgelegd. Uit den aard der zaak is het ook niet noodig de straf te verlichten als het strafbare feit bij het onderzoek bij den chef van den strafoplegger voldoende bewezen blijkt, en alleen in de strafreden eene bijzonderheid gewijzigd wordt, die tot de zaakt tot het strafbare van het feit niets afdoet. In zulke gevallen behoorde eigenlijk de reclame afgewezen te worden en niet „gedeeltelijk gegrond" te worden verklaard. Ik heb het bijge woond, dat iemand gestraft werd om de volgende reden: „In „beschonken toestand op het middagappèl te verschijnen, het hem „deswege opgelegde voorloopige arrest te verbreken, en ruim „drie etmalen in het kwartier en in alle diensten te mankeeren". De man reclameerde. Hij had gedurende zijn bedenktijd twee vrienden weten op te snorren, die bereid waren onder eede te verklaren (naar de opvatting van het Hoog Militair Gerechtshof is het in reclame-zaken geoorloofd onder eede te liegen), dat de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 592