578 dering ondergaat. Hij reclameert, en verlaat terwijl zijne zaak "behandeld wordt den dienst. Nu zou het dwaasheid zijn die reclame niet te onderzoeken en in hoogste instantie te behan delen, enkel omdat Barré het verbiedt, terwijl de wet het toe laat. Ik herinner me een geval van dien aardde reclame werd gegrond verklaard, waarna de reclamant, die inmiddels burger was geworden, in het genot werd gesteld van zijn pensioen als onderofficier en bovendien nog een aardig sommetje uitbetaald kreeg als vergoeding van te min genoten soldij. De dispositie werd door het H.M.G. goedgekeurd. Het Hoog Militair Gerechtshof beschouwt de bepalingen van de Rechtspleging bij de Landmacht, tenzij uitdrukkelijk anders is be paald, als van kracht te zijn bij het reclame-proces. In verband hiermede worden de getuigenverklaringen dan ook alle beëedigd, terwijl de verklaring van den klager op de gewone wijze wordt afgelegd. Het Hof beschouwt hem als den beschuldigde en laat hem daarom niet tot den eed toe. Daarvoor is werkelijk veel te zeggen, want het ligt nu eenmaal in de menschelijke natuur, dat men zijn eigen zaak door een eigenaardig gekleurden bril beschouwt. Intusschen is eene reclame-zaak in zeer vele geval len minder de zaak van den reclamant als wel veel meer die van den persoon op wiens rapport gestraft is, en dikwijls ook die van den strafoplegger. Meermalen, vooral wanneer een of ficier als reclamant optreedt, is het voor den strafoplegger een zaak van leven en dood, en is het veel meer in zijn belang om eene onjuiste voorstelling van het gebeurde te geven dan de reclamant daar ooit reden voor kan hebben. Ik heb daarvan meer dan eens zeer treurige staaltjes bijgewoond. Wordt een klager in het gelijk gesteld, dan is op den strafoplegger, of wel op den per soon, naar aanleiding van wiens rapport de straf is opgelegd, artikel 9 van het Reglement van Krijgstucht van toepassing, en ziet men verre van zelden, dat de reeds zoo broze militaire levensdraad ontijdig wordt afgesneden. In zulke gevallen behooren officieren-commissarissen niet alleen den reclamant, maar ook den strafoplegger, c.q. den persoon op op wiens rapport de straf is opgelegd, buiten eede te hooren. Yoor zoover mij bekend, gebeurt dit echter nooit en volgt men steeds

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 596