I
49
KORTE INHOUD.
Weerspreking -van het verhandelde in de vergadering der Indische
Krijskundige Vereeniging van 4 Juli 1902, en betoog, dat de opleiding
tot officier in Nederland aan billijke eischen voldoet.
Voordracht. Spreker behandelt de vraag, of het drillen voor den
infanterist verminderd moet worden, en zoo ja, in welke mate. Daar
toe haalt spreker voorbeelden uit de geschiedenis en uitspraken van be
roemde veldheeren aan, en komt tot de slotsom, dat er vooral in den te-
genwoordigen tijd gevaar bestaat tot vermindering van het drillen door
den drang van de openbare meening, waaraan vele officieren willen toege
ven, maar dat dit niet wenschelijk is, omdat z. i. de waarde van de in
fanterie op het slagveld daardoor zeer zou verminderen.
Een critiek op de opleiding tot cavalerieofficier in Engeland, die
volgens schrijver zeer verkeerd is.
Schrijver vestigt er de aandacht op, dat, hoewel menigeen zich tegen
theorie verzet, toch gezorgd moet worden dat de officieren theoretisch
op de hoogte van hun tijd blijven, daar anders de gevolgen bij een
oorlog niet zullen uitblijven, zooals Rusland dat nu ondervindt in
Oost-Azië.
In de moreele opvoeding ligt de kracht die de soldaat noodig heeft
om alle phasen van het oorlogsbedrijf met vrucht door te maken. Be
spreking van de verschillende militair-moreele e genschappen. Behan
deling van de verschillende wijzen van opvoeden.
Voordracht over de opleiding van de Japansche marineofficieren
van het vaste korps.
Uiteenzetting van de oorzaken der antipathie van het Nederlandsche
volk tegenover het leger. Middelen om daarin verandering te
brengen. De methode van opleiding in het leger is verouderd en
behoort op andere leest geschoeid te worden.
Over karaktervorming bij de opleiding tot officier.
i