BEWAPENING VAN DE NEDERLANDSCU-INDISCIIE
INFANTERIE.
Een achttal jaren geleden traden afdeelingen van het Indische
leger of althans als daartoe behoorende te beschouwen in
het veld, met het nieuwste snufje dat op wapentechnisch ge
bied, door aanneming voor het leger, als militair-deugdelijk
was geijkt, nl. het 6.5 m.M. repeteergeweer. Enorm was het
succes door dat wapen geoogstMen behoeft slechts den naam
repeteer-compagnie te uiten en voor hen die de dagen van Oe-
mars afval te Atjeh medemaakten doemen weer tal van epi
soden op, waarin die compagnie wonderen verrichtte door haar
vuur. Voornamelijk het groote indringingsvermogen, gepaard
aan de indrukwekkende vuursnelheid, deed den Atjeher de „sna-
pan setan" vreezen, welker kogels zijn prachtige palissadeeringen
en dikke boomen doorboorden en aldus zijn rustigste dekkingen
onveilig maakten. Van een bijzondere uitwerking, kenbaar in
het stijgen der verliescijfers, vernamen wij toen weinig, en eerst
later openbaarde zich de dikwijls ontzettend explosieve werking-
welke aan deze kleinste kalibers eigen is. Maar ook kon men
later vaak spreken van „beaucoup de bruit et peu de besogne"
in zake het aantal treffersDe vuursnelheid werd nog al dikwijls'c
in hooge mate „ausgenützt." 1)
Denkelijk zal de ondervinding, toen opgedaan, een flinken steun
verschaft hebben aan het vooroordeel, dat velen tegen „schieten"
koesteren, hetwelk er toe brengt alleen in het blanke wapen heil
te zoeken, en zal, naast den wensch den aanvallenden geest krach
tig te voeden, ook de slechte ervaring van groot patronenverbruik,
zonder evenredige uitwerking, er toe geleid hebben om de met
de karabijn bewapenden een klewang in de hand te geven.
o
1) Zie bijvoorbeeld het gevecht op 20 April 1896, waarin door de compagnie repe
teergeweren alleen 17000 patronen werden verschoten tegen 40000 beauraont-patronen door
de andere troepen. (I. M. T. 1903, No. 10, blz. 917).