Van Alles Wat.
[Febr. 1916.
Waar de heer S. mij als 't ware gedwongen heeft toch in een
tijdschrift op het artikel van den heer van der Poel eenigszins in
te gaan, daar wil ik ook met een enkel woord te dezer plaatse
laten blijken, hoe ik in het algemeen denk over de ontvouwde
plannen.
De heer S. geeft in zijne bespreking blijk wel te hebben gevoeld,
dat de heer van der Poel beschikte over eene flinke hoeveelheid
optimisme.
Nu, optimisme weet ik te waardeeren de heer S. weet wel,
dat het gedurende 26 jaren wandelen onder de palmen mij nog
niet tot een pessimist heeft gemaakt - maar als men zich lucht-
kasteelen gaat bouwen, welke niet verwezenlijkt kunnen worden;
als men iets onmogelijks wil laten doorgaan voor iets heel een
voudigs; als men de natuur eenvoudig wil verkrachten en hare
wetten op zij wil zetten, dan noem ik dat geen optimisme meer,
maar heet dat zelfbedrog.
Neen, heer S., er is in Indië alleen langs lijnen van geleidelijkheid
verbetering te verkrijgen en allereerst moet daarbij het oog gericht
zijn op de verbetering van de omstandigheden, waaronder het veulen
geboren en opgevoed moet worden.
Padalarang Januari 1916. Groeneveld,
Dir. van Stoeterij en Remonte Depot.
KorpsgeschiecIenisseD.
Een lezer schrijft ons: Op bladzijde 1146 van het I. M. T. No. 11
November 1915 geeft „Interim" in een „Overzicht van eenige Bui-
tenlandsche Tijdschriften" besprekende the Journal of the Royal
United Service Institution (Augustus) als zijn meening te kennen,
dat bij ons (d. i. het Indisch Leger) geen enkele korpsgeschiedenis
bestaat, behalve die van de Genietroepen.
Toch vond ik in de werken van Multatuli op bldz. 176 e.v. van
deel III van de Elsevier-editie de volgende „Dag Orde" afgedrukt;
Hoofdkwartier Batavia, 5 October 1860.
Bij het lezen van de vele goed bewerkte korpsgeschiedenissen,
die het militair departement opvolgend zijn aangeboden enz.
De Luitenant Generaal,
Adjudant des Konings in buiten
gewonen dienst,
Kommandant van het Oost-In
disch Leger,
(w.g.) van Swieten.
217