1. IETS OVER GENERAAL PENNING NIEUWLAND. door S. KALFF. In de levensbeschrijving van den legerkommandant hertog Bernhard van Saksen Weimar Eisenach komt een enkele maal, doch alsdan met waardeering, ter sprake de figuur van J. Pennine Nieuwland, generaal-majoor van het O. I. leger. 't Eerst wordt van hem gewag gemaakt, waar de Duitsche biograaf de benoeming van den hertog vermeldt, en de daarop gevolgde uitreis per overlandmail in 1849. Penning Nieuwland of kortheidshalve Nieuwland bevond zich toen met verlof in Nederland en werd den vertrekkenden hertog toegevoegd als chef van den staf, ongeveer op dezelfde wijze waarop men een nieuw bakken minister een ervaren secretaris-generaal toevoegt. Hij moest hem door zijn Indisch noviciaat heen helpen; hij moest den „Sax", die wel grand s a b r e u r uit de Napoleontische oorlogen, maar nooit in Indië geweest was, als mentor ter zijde staan en de fouten verhelpen, beter nog voorkomen, waaraan een nieuweling in eene zoo verantwoordelijke betrekking allicht bloot zou staan. Met hetzelfde doel, naar 't schijnt, werd den hertog nog een tweede o ld hand mee op reis gegeven. NI. de kapitein der in fanterie Beyerinck, die als zijn adjudant zou optreden. Ook deze had in Indië gediend, en de Kon. Wurtembergsche ritmeester Starklof, die 's hertogs militaire loopbaan beschrijft, wil wel erken nen dat de beide Hollandsche officieren den nieuw benoemden legerkommandant een „erwünschter Beistand" waren. Verder vindt men in dit gedenkschrift over generaal Nieuwland alleen nog aangeteekend, dat hij in 1851 naar Nederland terugkeerde -„er könnte das Klima nicht ertragen". Doch de vork zat anders aan den steel. Het Indische klimaat had van ouds een breeden rug, en ook hier diende deze verklaring alleen om de ware reden te verbloemen. Die reden kwam eerst aan het licht na Nieuwland's overlijden, toen men onder zijne pa pieren een bundel vond met het opschrift: „Geheim tot aan mijn dood, en alsdan te zenden aan den heer dr. W. R. van Hoëvell". Hij wist dat ze daarmee in de rechte handen waren. Want v. Hoëvell was een auteur, die al spoedig gereed was om het deksel van den Indischen doofpot te lichten wanneer hij kans zag om daarmede de openbare zaak te dienen. De posthume belijdenis van den generaal vond dan ook spoedig haren weg naar het door 545

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 1