IN MEMORIAM J. PARIS.
De woelige jaren, waarin liet Indische Leger in de buitengewesten
met kracht van wapenen en vaak ten koste van zware offers het Neder-
landsch gezag moest vestigen, geraken steeds verder achter ons.
Geleidelijk ontstonden normale toestanden, trad de rustige volks
ontwikkeling in de plaats van den krijg, openbaarde zich welvaart, waar
eens de oorlogsfakkel brandde.
Ook in Atjeh, het gewest dat zoovele sprekende bladzijden vult in
onze Indische krijgsgeschiedenis, voltrok zich dit proces. Ook daar
kwam ten slotte de lang verbeide ontspanning, zij het dan ook dat
meer dan elders de preventieve kracht van onze karabijnen er voorals-
nog onmisbaar moest worden geoordeeld.
Dit laatste geldt in het bijzonder Atjeh's Westkust, waar de pacificatie
nog onvoldoende heeft doorgewerkt, waar als gevolg van verschillende
omstandigheden de volksontwikkeling nog als achterlijk dient te worden
aangemerkt.
*Na een periode van betrekkelijke rust openbaarden zich daar in 1924
enkele voorboden van een verzet, dat in 1925 hier en daar herhaald
m de eerste maanden van dit jaar zijn oorspronkelijk sporadisch karakter
heeft verloren.
Dit verzet eischte helaas reeds zijn offers. De lange lijst van in den
vroegeren strijd met den hardnekkigen vijand gevallenen mocht nog
met als afgesloten worden beschouwd.
Ook het Indische officierskorps werd zwaar getroffen.
Den 3en April 1926 sneuvelde bij een klewangaanval nabij kampong
bapi bij Kandang ter Westkust van Atjeh de kapitein J. Paris. Kort na
liet vei laten van het bivak werd de patrouille, waarover Paris het
commando voerde, door een overmachtigen, fanatieken vijand aange
vallen. Onder de eerste gevallenen behoorde de commandant. Zijn
bezielende invloed op zijn ondergeschikten echter bleef en het is naast
de dapperheid van zijn mannen, in de eerste plaats daaraan te danken,
dat de bugade in den hachelijken toestand meester van het terrein bleef
en den vijand een met vernietiging gelijkstaande nederlaag toebracht,
daarmede opnieuw een eervol wapenfeit toevoegende aan de geschie
denis van het Atjehsche korps Marechaussée, waarvan Paris zoo vele
jaren een waardig lid was geweest.
Met Paris heeft het Indische Leger een bekwaam en kranig officier
verloren, die in het bijzonder in het moeilijke gewest, waar hij ook
zijn laatste rustplaats zou vinden, zijn sporen verdiend had.
Met Paris ging voor het officierskorps een zeer gezien kameraad
heen, wiens nagedachtenis zal blijven voortleven, wiens voorbeeld van
trouwe plichtsvervulling onder de moeilijkste omstandigheden ook ons
evenals zijn mannen in den strijd tot navolging zal bezielen
Moge het zijn nabestaanden tot troost strekken, dat zijn loopbaan
werd afgesneden op de voor een krijgsman meest eervolle wijze,
op het veld van eer, in dienst van zijn vaderland.