103 Strjjd tegen verzetslieden. Mavors Nov. 1932 No. II. Binnenlandsche onlusten door E. E. I. Dulfer, Ie luit. S. R. O O. D. (zie ook I. M. .T 1932 No. 12). Schr. behandelt uitvoerig; A. Den marsch door de stadwaarbij gevaar kan dreigen zoowel van de zich op straat bevindende menigte als van zgn. „Dachsckiitze" Als grondbeginsel geldt, dat de troep zich onder alle omstandigheden steeds vrijheid van beweging moet verzekeren door naar alle kanten ruimte om zich heen vrij te houden. De colonne moet daartoe met een spits en een achter- spits marcheeren. Bij de spitspatr. verdient indeeling van een of meer pant serauto's aanbeveling alsook van wielrijders. De pantserauto's gaan sprongsgewijze voorwaarts en hebben bij tegenstand een groote vernietigende (en moreelewerking door hunne wapenen. Voor verkenning van vijand, opstellingen zijn zij door hunne pantsering ook zeer geschikt. Samenwerking van 2 of meer pantserauto's verdient aanbeveling. B. Het stooten op een menigte. Moet hierbij van de wapenen worden gebruik gemaakt, dan moet het geven van schoten over de hoofden, om schrik aan te jagen, bijna altijd sterk worden veroordeeld, aangezien daardoor meestal de eerste verliezen aan eigen zijde ontstaan en het eigen hooggerichte vuur veelal onschuldigen op grooten afstand treft. C. Het zuiveren van een plein. D. Den aanval tegen steunpunten, huizen en barrikaden. Als grondbeginsel bij den aanval geldt menschen te sparen door den inzet van veel materieel. „Hoe sterker middelen, hoe sneller succes". E. De verdediging van een gebouw, welke niet in doch bij voorkeur buiten het gebouw wordt gevoerd en ten slotte F. De verdediging van een stadsgedeelte. In het bijzonder den collega's, die in eerste instantie met de politiek-politio- neele taak zullen worden belast, bevelen wij bestudeering in extenso van het artikel van luit. Dulfer aan. v. O. Gebruik van de artillerie. De Sept. en Oct. aflevering van „Wehr und Waffen" vermelden in de rubriek „Wichtiges aus fremden Heeren" talrijke gegevens betreffende de artillerie van het Japansche Leger, zoowel ten aanzien van de bewapening en organisatie als met betrekking tot het tactisch gebruik. Wat betreft het gebruik wordt het volgende opgemerkt. De grondgedachte voor ieder optreden wordt weergegeven door de woorden„De aanval tot iederen prijs", hetgeen zich wederom bij de recente gevechten te Shanghai, Wusung en in Mandsjoerije duidelijk heeft gedemonstreerd. Bezield door een aanvalsdrang, welke zelfs sterke verliezen in den koop medeneemt, rukt de artillerie zoo snel mogelijk tot in de voorhoede op, wanneer deze woidt ontwikkeld. Gewoonlijk wordt geen artillerie a priori bij de voorhoede in gedeeld). Bij den aanval wordt dikwijls zelfs een deel van de lichte artillerie bij de voorste inf. bataljons ingedeeld en onder de bevelen van de Cn. daarvan gesteld. Voor den atweer van tanks e. d. worden enkele stukken geschut aan de inf. toegevoegd, welke dan met directe richting deze doelen bevuren. Voorts maakt men tegen vechtwagens gaarne gebruik van afsluitingsvuren, welke op bepaalde terreinstrooken worden gelegd. Voor het vernielen van hindernissen en het maken van bressen wordt, ten einde munitie te sparen, doorgaans geen gebruik van artillerie gemaakt. Men laat dezen arbeid veelal aan de pioniers over. De bestrijding van 's vijands artillerie en het afgeven van vuren op groote afstanden is gewoonlijk taak van de legerartillerie. Een scherpe scheiding tusschen de opdrachten maakt men echter niethet komt dikwijls voor, dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 103