100 patrn. 50 patrn, 20 patrn, 16 patrn. 16 patrn. 2700 patrn. 7200 patrn. 90 hgrn. gedaan zal moeten worden op het vuur van de k.^ schutters dan b f uropeesche legers. Wanneer bovendien onze km s in de toekomst voor een deel voorzien zullen worden van lichte affuiten, dan Hikt ons een dagvoorraad van 2250 patrn. voor die wapens te laag en zouden wij dat getal verhoogd willen zien tot 2700. Ook zouden wij den dagvoorraad der „Kar.-100' op grond van het voorgaande willen verhoogen tot 100 cn, zoo^ng wij nog niet beschikken over mijnenwerpers en geweergranaten, het aan tal handgranaten per cie. tot 90 (per man van de k. brigades 1). Wij komen dan tot de volgende getallen Per karabijn (geweer) met taschvoorraad-100 Per karabijn (geweer) met taschvoorraad- 50 Per karabijn (geweer) met taschvoorraad- 30 Per pistool met taschvoorraad- 24 Per pistool met taschvoorraad- 16 Per karabijnmitrailleur Per mitrailleur Per cie. met handgranaten Als norm schijnt men tegenwoordig bij moderne legers aan te nemen, dat bij een groote operatieve eenheid twee dagvoorraden aanwezig moeten zijn. Aangezien deze munitie niet door den man of in diens onmiddellijke nabijheid vervoerd kan worden, dient zij verdeeld te worden over verschillende echelons. Deze zijn: lste echelon de munitie bij het strijdend gedeelte, 2e echelonde munitie in de gevechtstreinen en 3e echelonde munitie in de munitiecolonne(s). Bij de bepaling van de hoeveelheid munitie welke in elk echelon vervoerd moet worden diene als richtsnoer, dat bij het lste en 2e echelon tezamen 1 dagvoorraad aanwezig moet zijn, plus een reservevoorraad, welke bestemd is om een gebeurlijk grooter verbruik dan het gemiddelde, waarop de dagvoorraad is berekend, oo te vangen. D:ze reserve ware te stellen op een halven dag voorraad, zoodat bij het 3e echelon dan nog een halven dag voorraad overblijft. Als men deze verdeeling in beginsel aanvaardt, blijft nog over te bepalen de verdeeling van 1 '/2 dagvoorraad over het lste en 2e echelon, waarbij theoretisch de wenschelijkheid om bij het strijdend gedeelte 1 dagvoorraad mede te voeren, duidelijk naar voren springt. Doch hierbij komen andere factoren in het spel, welk^ hun invloed op de mogelijkheid tot vervulling van dezen wensch dwin gend doen gelden. Deze factoren zijn a het gewicht en de verpakking der munitie, b. het draagvermogen van den man en van de paarden en voer tuigen, ingedeeld bij het strijdend gedeelte, c. het aantal ingedeelde automatische wapens bi] de onderdeelen. 23

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 23