7e kar met: 5 trommels a 1000 patrn. km. munitie 135,— kg 1 trommel a 1000 patrn. k. munitie27,— kg 5 doozen a 50 patrn. k. munitie 3) 6,75 kg 6 doozen a 48 patrn. S. No. 5 2) 3) 3,54 kg 5 kaartentrommels 4) 8) 60,— kg verlichtingsmiddelen 5) 6) 58,20 kg 1 veldzak van den geleider 7) 3,20 kg totaal 293,69 kg Evenals bij de cieën. is het dus noodig om ook bij den Q. T van het bataljon 1 kar méér in te deelen, hetgeen dus neerkomt op een uitbreiding met 5 karren. Hiertegenover staat, dat bij het bataljon 2 karren kunnen vervallen, nl. de kar met pioniergereed schappen en de kar met gaszoeklichten. Het groote pionierge reedschap is toch eerst noodig bij de voorbereide verdediging of bij den overgang tot de verdediging tijdens het gevecht, waarbij de aanvoer op het gevechtsveld toch eerst bij duisternis kan geschieden. Indeeling van dit gereedschap op een auto in den 37 de bij iedere treinkar behoorende T. K. 1, moet bij het belasten der voertuigen met dit meerdere gewicht rekening gehouden worden. Eveneens dient bij de bepakking rekening gehouden te worden met het feit, dat de treinkarren, welke voorzien zijn van een T. K. 1, worden uitgerust met een kist voor opberging van de uitrusting No. 1 (afkorting K. U. 1), welke de volgende binnenwerksche afmetingen heeft1. 25 cm., b 20,5 cm., h. 17,5 cm. De treinkarren, welke bovendien voorzien zijn van een uitrusting No. 2, krijgen een kist met afmetingen: 1. 56 cm., b. 18,5 cm, h. 22 cm. (voor de bepakking dier kisten: zie V.D. Tn. Bijlage 111). Bij het bataljon zijn bij de voorgestelde munitieuitrusting 4 X 4 4- 7 23 munitiekarren 1 kar voor de hulpverbandplaatsafd. - 24 karren. 3 der karren moeten dus voorzien zijn van een T. K. 2. Voor de kar. 100 van den bataljonsstaf: 25x50 1250 patrn. 2). Voor de pistolen 16 van het bataljon 36 X 8 288 P. S. No. 5. 3). Kunnen samen verpakt worden in een blik voor 500 patrn. S. No. 1. Hiertegen kan terecht bezwaar gemaakt worden. Wil men alleen luchtdichte verpakking in den trein hebben, dan dienen volle blikken medegevoerd te worden, waardoor echter de toegestane beladingsgrens van de kar overschre den wordt. Ook kan men de k. mun. voor het personeel van den bataljons staf laten vervallen, daar 21 der 25 kar.100 behooren tot den B. T. en de 4 overigen kunnen putten uit het teveel van 75 patrn. per cie. In dat geval kan voor de pistoolmunitie een volle paktrommel O, mede gevoerd worden, waardoor de belasting van de 7e kar verminderd wordt met 21,29 kg. Voorts kan men ook genoegen nemen met 1 trommel a 1000 patrn. k. munitie en de overige 250 patrn. betrekken uit het teveel bij de cieën. Voor de pistoolmunite kan dan een volle paktrommel O. uitgetrokken worden, waardoor de belading der 7e kar gebracht wordt op 299,40 kg. 4). Waarvan 4 voor de cieën. 5). Waarbij de verlichtingsmiddelen voor de cieën. 6). Vroeger had men voor deze voorwerpen een plaats uitgezocht in den B. T. Het komt ons echter noodzakelijk voor hierin verandering te brengen, aangezien de kaarten en de verlichtingsmiddelen binnen het onmiddellijke bereik moeten zijn. 7) Zooals later zal blijken, behoeft bij deze kar slechts 1 geleider ingedeeld te worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 37