Wat de gewichtshulpen betreft, zoo bestaan deze uit de „ver
plaatsingen van het bovenlijfhet lichaamsgewicht oefent geen
"rechtstreeksche werking uit, zooals de handen en de beenen,
„om het paard den wil van den ruiter op te leggen, maar in
„vereeniging daarmede vergemakkelijken zij hun actie en zal deze
„nimmer tegenwerken of te niet doen.
„Bij het volmaakt afgerichte paard dat dus gevoelig is voor
„de minste inwerking van den ruiter kan de gewichtshulp alleen
"reeds voldoende zijn om het paard te doen gehoorzamen".
S.— Hoe is de optooming en teugelvoering en welke teugel
werkingen kent de Italiaansche methode
pgij het eerste onderricht, zoowel aan de recruten als
- aan de paarden, zijn deze laatste opgetoomd met enkele dikke
trens, welke later vervangen wordt door de pelham. Of dit ge
handhaafd zal blijven is een vraag. Vooraanstaande ruiters zijn
van oordeel, dat de pelham een onding iszij geven te allen
tijde de voorkeur aan de enkele trens, doch wil men dat niet,
dan verkiezen zij de stang en trens boven de pelham. Bij het
onderricht wordt er veel aandacht aan besteed en dit staat ook
in het reglement aangegeven dat de ruiter voornamelijk gebruik
maakt van den bovensten (dus trens) teugel. Gereden wordt met
in elke hand twee teugels, welke bij het gebruik der wapens
in een hand worden vereenigd.
De teugelhulpen zijn zeer eenvoudig. Het voorschrift wijst er
in de Algemeene regels op, dat steeds de neiging aanwezig moet
zijn om de hand voorwaarts te bewegen in de richting van den
mond van het paard.
Het zegt daarover met betrekking tot de africhting der recruten
„Nimmer zeggen: handen stilintegendeel zal men trachten een
„ruiter te doen begrijpen wat beteekent: meegaan met den mond
van het paard, d.w.z. een voortdurende lichte aanleuning bewaren,
„met de hand al de bewegingen begeleiden die het paard met
„het hoofd maakt in de verschillende gangen, meer speciaal in
„den galop".
Men wil van den beginne aan den ruiter ervan doordringen
dat hij steeds met de hand naar voren moet zijn, nimmer steun
mag zoeken in de teugels. Vandaar dat vanaf de eerste dagen de
recruut boomen op den grond vindt liggen en in stap zich daarover
beweegt, waarbij hij de handen vooruit brengt. Men combineert
dit met het bevorderen van den juisten zit, door veelvuldig de
volgende oefening te houden „Vaak den recruut het bovenlijf
„voorover laten brengen en dan met de binnenhand op de bin-
„nenschouder laten kloppen, de buitenhand vooruit brengend in
„de richting van den mond van het paard, aldus ter bevordering
„dat de recruten den juisten zit zullen verkrijgen op de knieën
„en de dijen".
Het voorschrift kent de volgende bewegingen der handen ter
Besturing van het paard:
67