De militairen moeten zich niet door de publieke opinie laten
afleiden, zij mogen zich niet met de regeeringszaken bemoeien,
doch zij moeten, allen als één, die eerste plicht voor oogen hou
den. Bedenkt dat de rechtschapenheid zwaarder weegt dan een
rots en beschouwt de dood lichter dan een ganzeveer. Zorg dat
geen slechte naam uw deel wordt door die deugd te laten varen
of daarin te kort te schieten.
II. Militairen moeten beleefd zijn in hun optreden.
Niet alleen zijn alle militairen die ambtelijk in rangverschillen
van af den opperbevelhebber afdalend tot den soldaat boven
elkander gesteld, maar ook zijn in dezelfde gelederen personen
van denzelfden rang maar jonger in ancieniteit, ondergeschikt aan
de anderen.
Minderen moeten bij het ontvangen van bevelen van meerderen
hetzelfde gevoelen als wanneer die bevelen door ons gegeven
worden. Natuurlijk moet men tegenover hoogeren in rang, al is
men niet onder hunne bevelen gesteld, uiterst beleefd zijn, maar
dit geldt ook ten opzichte van ouderen in leeftijd. Verder mogen
de meerderen de minderen niet in het minst geringschattend of
uit de hoogte behandelen.
Bij het vervullen van openbare diensten moet de waardigheid
voorop staan, maar ook onder andere omstandigheden moet men
zich beijveren elkander vriendelijk te behandelen en in het bij
zonder indachtig zijn om wat voor elkander over te hebben.
Bij het vervuilen van zijne diensten voor den Keizer moeten
hoog en laag één zijn.
Wanneer de militairen de beleefdheid verwaarloozen, hunne
meerderen niet respecteeren, niet van hunne minderen houden,
dan zullen behalve dat de saamhoorigheid verloren gaat, ook de
legerafdelingen vergiftigd worden. Tegenover het land is zulks
niet toelaatbaar, zij die zich hieraan schuldig maken zijn misda
digers.
III. „Moed" is voor den militair van het hoogste gewicht.
Van oudsher wordt het bezit van deze eigenschap in ons land
ten zeerste geëerd en dit is dan ook de reden dat alle mijne
onderdanen moedig zijn, maar des te meer is deze eigenschap
noodzakelijk voor den militair die ten strijde trekt, wiens taak
het is den vijand te gemoet te gaan, hij mag dien moed zelfs
geen oogenblik laten verslappen.
Moed wordt onderscheiden in „groote" en „kleine" moed, die
zeer van elkander verschillen. Zich laten gaan en wreedheden
begaan kan moeilijk „moed" genoemd worden.
Militairen moeten immer goed onderscheiden wat redelijk is,
zij moeten hunne zenuwen stalen en alles wat zij zullen onder
nemen eerst goed overwegen.
8