worden geconcludeerd, dat bij een overgang gedurende een zich
snel verplaatsende actie de aanwezigheid van voorbereid materieel
(met ruime reserve) voor den geheelen overgang een voorwaarde
is, met de voldoening waaraan het slagen der handeling staat of
valt.
Momenteel moet alzoo de overgang over een niet doorwaad
bare rivier, breed 50 m, als onderdeel van een zich snel ver
plaatsende actie, ook al wordt het aanwezige voorbereide materieel
aan het veldleger toegevoegd, voor ons onuitvoerbaar worden
geachtonder zeer gunstige tactische en technische omstandighe
den echter (waaronder ten minste twee etmalen voorbereidingstijd
na bezetten van den eigen oever) wordt deze overgang mogelijk
De beperkte pionierorganisatie laat dan echter niet toe kort daarna
een overgang van denzelfden omvang uit te voeren, daar eerst
een hulpbrug (zware colonnebrug) geslagen moet worden en ver
volgens het materieel moet worden opgevoerd, waarvoor de twee
eenige gehavende en alsdan uitgeputte pioniercompagnieën stellig
dagen in beslag genomen zullen worden.
Dz. wordt bij een zich snel verplaatsende actie voor het onder
havige geval het volgende materieel minstens noodig geacht:
snelvlotbrugmaterieel 8 X 50 m 400 m.
reserve idem (50 °/0) 200
alz0°600 m.
4 pontonveren
50 m. lichte colonnebrug met 50 m. als reserve (ponton- of
indien niet anders beschikbaar drumvlotbrug), ook geschikt
voor samenstelling van in totaal 50 m. zware colonnebrug.
Al dit materieel behoort geheel voorbereid en mobiel te zijn
zoomede organiek tot het veldleger te behooren. De organisatie
aan pioniers ware hieraan geleidelijk aan te passen, met dien
verstande dat door het opdragen van snelbrugslag aan de Infanterie
de pionierorganisatie wellicht beperkt kan worden gehouden
waarbij het voordeel verkregen wordt, dat de Infanterie in vredes
tijd meer met rivierovergang vertrouwd kan raken en de pioniers
zich geheel op de zwaardere overgangen kunnen richten.
Vermeld zij nog, dat in tegenstelling met de h. 1.1. meermalen
geuite geringschatting van de waarde der aanwezige pontonveren
dz. de beschikking over pontonveren voor overzetten der G. Tn
en artillerie van het eerste echelon een voordeel geacht wordt
boven het gedurende deze periode beschikken over een brug
daar in onze verhoudingen de kans op intact blijven eener brug
in deze phase al zeer gering is. In de buitenlandsche militaire
vakliteratuur wordt door sommige schrijvers het niet beschikken
door de Duitschers bij de Marneovergang in 1918 over veren
de bruggen werden door de Fransche artillerie en vliegers her
haaldelijk vernield als een nadeel aangemerkt.
228