te letten, dat iedereen zijn plicht vervulde en er geen desertie's voorkwamen, („béla" beteekentmededoen, volgen, deelgenoot zijn in, dus „djaga béla": zij, die er voor moeten waken, dat een ieder mededoet. „Djaga béla of „djagi béla" kan echter ook beteekenen „de lijfwacht van den vorst" en dan heeft „béla" de beteekenis„die tezamen met den vorst sterven". Voorts bestonden nog een groot aantal eerenamen voor de krijgslieden, verschillende al naarmate de graad van hun dapperheid of roem bekend stond, welke wij hier echter buiten beschouwing zullen laten. Gedurende den krijg werden de opgeroepen krijgers gevoed door den vorst, terwijl de zorg voor de achterblijvende echtge- nooten en familieleden op de schouders van het betrokken kam- poenghoofd kwam te rusten. De verzorging door den vorst moet echter niet te hoog worden aangeslagen, want als regel geschied de dit op de volgende eenvoudige wijze. Marcheerde een troepen macht door een landstreek, tot het eigen gebied behoorende, dan was de bevolking van de omliggende districten verplicht om zonder daarvoor betaling te kunnen eischen—bij te dragen tot de verpleging van de troepen, ieder district naar eigen draagkracht. Was men daarentegen in vijandelijk gebied, dan werd het ver- plegingsvraagstuk nog eenvoudiger opgelost, want dan leefden de troepen van plundering. Betaling voor de verplegingsbehoeften van den troep was ten eenenmale onbekend. Op blz. 328 van Raffles' meergenoemd werk, schrijft hij in de laatste alinea„The sovereign, as the head of the military and the fountain of military honour, assumes among his titles that of Senapati or lord of war. „Wij wijzen op deze regelen, omdat dit niet in overeenstemming is met de door Raffles gege ven voorstelling van zaken in de schets van de slagorde van den kreeft, (zie bijlage 2) Hier immers is de „senapati" door ons vertaald met: legerhoofd, opperbevelhebber een andere persoon (op de schets No. 2) dan de vorst (op de schets No. 4). Het is echter inderdaad juist, dat „Senapati" één van de door inheem- sche vorsten van dien tijd gevoerde titels is, zoodat wij meenen, dat de oplossing van deze schijnbare tegenstrijdigheid de vol gende is: de vorsten voerden dezen titel slechts als eeretitel, doch stelden in tijden van oorlog inderdaad naast hun persoon nog een daadwerkelijken krijgsoverste als aanvoerder der troepen aan, met den naam van „Senapati". Deze laatste was meestal een persoon van vorstelijken bloede. Ten slotte is ook nog een andere lezing mogelijk en wel de volgende. De vorst was inderdaad de opperbevelhebber, maar liet in den aanvang van het gevecht vrijwel alles over aan zijn onderbevelhebbers. (Malpendèkar) Verliep de strijd echter niet naar den wensch van den vorst, dan greep deze in en wierp zich, omstuwd door het geheele leger, zelf in den strijd, (vgl. de Balineesche „poepoetan") 307

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 11