zuiver Javaanschen oorsprong en structuur geeft den vorm van de formatie en ook van het tactisch daaraan verbonden begrip, zeer goed weer. Het woord „soepit" heeft de beteekenis van „schaar" (van een kreeft) en voorts van „tang, smidsnijptang", welke laatste vertaling op tactisch gebied zeer toepasselijk is voor de strijdwijze in deze slagorde. Adjectief gebruikt kan het de beteekenis hebben van „benepen, in de klem". „Oerang" is de Javaansche benaming voor „kreeft" of „garnaal", waarbij dan nog zijn te onderscheiden de soorten „oerang-kara'' en „oerang- watang". „Soepit Oerang" geeft dus aande schaar van een kreeft, hetgeen ook uit de bijgevoegde schets moge blijken. Was dus blijkbaar de naam „Soepit Oerang" Raffles onbekend, dezelfde slagorde wordt door hem besproken en genoemd „Mangkara Boehya"een benaming, waarvan wij de beteekenis en herkomst niet kunnen verklaren. Raffles geeft als vertaling voor „mangkara" the shrimp which hides his soul de kreeft, die zijn ziel verbergt en brengt deze benaming in verband met den vorst, die de ziel van de manoeuvre is, doch een zoo danige plaats in de slagorde inneemt, dat hij niet benaderd kan worden, (zie ook in verband hiermede onze opmerking onder b hierboven). IV. Het gevecht in de slagorde van den kreeft. (voor de tactische beschouwingen moge worden verwezen naar V.) Gaan wij thans na op welke wijze in de slagorde werd ge streden en raadplegen wij hiervoor weder onze voornaamste bron, Damar Woelan-tooneel. Rangga Lawé stortte zich met zijn leger naar voren en „het gevaar niet tellende, ging hij er als een dolle op los" verhalen ons de regels 1253 en 1254. Eenige omzichtigheid werd door hem niet betracht, maatregelen om zijn flanken te beschermen, nam hij nietalle voorwaarden om de voordeelen van de slagorde ten volle te kunnen uitbuiten waren dus voor de Ba- lambangers aanwezig. Toch oefende de woeste, onstuimige aanval van Rangga Lawé even een grooten moreelen druk uit op de Balambangers, want staat er opgeteekend in regel 1255„De Balambangers ge raakten in wanorde en hun hart was tamelijk verschrikt". Ver moedelijk zijn hier bedoeld de vooruitgeschoven troepen van den vorst, op bijlage 2 aangegeven met cijfer 14, daar deze troe pen, welke als lokmiddel voor den aanvaller moesten dienen, den eersten schok kregen op te vangen. Doch dadelijk nemen de onderaanvoerders der Balambangers de leiding en is het lot van Rangga Lawé beslist„Vervolgens omvatte Patih Kot-boeta vlug van links, Angkat-boeta van rechts, de beide Prinsen van 313

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 17