Over cijfers betreffende afstanden, tusschenruimten en diepten in de slagorde beschikken wij niet. Het is echter noodzakelijk, dat de scharen van den kreeft over een grooten afstand naar voren worden uitgeschoven, wil men de zekerheid hebben, dat de aan valler over zijn geheele diepte in de tang wordt genomen. Door de eisch, dat de verrassing op den voorgrond moet staan en daartoe de omvattende vleugels zorgvuldig gedekt moeten worden opgesteld, is het duidelijk, dat het gebruik van de slagorde uitermate afhankelijk is van het terrein. De aanvaller moet immers in het midden van de opstelling worden gelokt, zonder zich er van bewust te zijn, welke gevaren hem op de flanken en in den rug bedreigen. Hieruit volgt, dat alleen een strook open veld, aan beide zijden aangeleund aan bedekt terrein, de toepassing van de „Soepit Oerang''-slagorde mogelijk maakt. Óp geheel open terrein, evenmin als in zwaar bedekt terrein, is deze slagorde niet bruik baar. Thans een enkel woord over de plaatsen van de aanvoerders in de slagorde. De „Senapati" de bevelhebber der vereenigde strijd krachten—alsmede de vorst, bij wien de opperste leiding berustte, bevonden zich beiden in het centrum. Deze plaats is goed gekozen, want van hier uit kon de geheele actie worden overzien, terwijl zich hier ook de hoofdstrijdkrachten bevonden. Zij hadden dus fiun plaats gekozen bij de beslissende groep, hetgeen juist is Zal bij de hedendaagsche omvatting de bevelheber zich bij voorkeur ophouden tusschen de beslissende groep (omvattende groep) en de frontgroep, om op deze wijze zijn invloed te kunnen laten gelden op de beide deelen, bij de dubbele omvatting zal hij zich ook moeten binden aan een centraal punt, van waaruit de gevechts leiding het best verzekerd is welk punt ook in het moderne ge vecht in of nabij de frontgroep zal zijn gelegen. (Aangeteekend wordt, dat de dubbele omvatting in den hedendaagschen krijg tot de uitzonderingen zal blijven behooren deze manoeuvre im mers eischt een zoodanige overmacht aan personeele en mate- rieele middelen, dat een dergelijke krachtsverhouding op het ge- vechtsveld zeer weinig zal voorkomen.) Zooals reeds werd opgemerkt, vormden de drie groepen één doorloopend front, althans zij waren zóó nabij elkaar opgesteld, dat gezichtverband bleef bestaan. Dit gezichtsverband was nood zakelijk, omdat de invloed van de hoogere bevelvoering tijdens het gevecht volkomen was uitgeschakeld. Zoowel de „wedana kiwa" als de „wedana tengen" zetten het offensief in op eigen initiatief, daarna volgde onverwijld de frontgroep. Ten einde dus een harmonische beweging te verkrijgen in het verloop van den aanval van de drie verschillende groepen, was gezichtsverband een onafwijsbare eisch. Hierdoor was het mogelijk voor de onder aanvoerders om het tactisch juiste oogenblik te kiezen voor het inzetten van de voorwaartsche beweging, waardoor de tegenaanval op drie fronten tegelijk losbarstte. 317

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 21